NJ 2001, 300
HR, 12-05-2000, nr. C98/283HR: Jansen/Jansen
HR 12-05-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5784, m.nt. J. Hijma (Jansen/Jansen,Verhuizende zussen,sjouwen van kast op trap)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 mei 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, Hartkamp
- Zaaknummer
C98/283HR
- Noot
J. Hijma
- LJN
AA5784
- Roepnaam
Jansen/Jansen
Verhuizende zussen
sjouwen van kast op trap
- JCDI
JCDI:ADS49846:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5784, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑05‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5784, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2000
- Wetingang
BW art. 6:101; BW art. 6:162
Essentie
Gevaarscheppend gedrag; mate waarschijnlijkheid ongeval; onrechtmatige daad of ongelukkige samenloop omstandigheden.
Niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval als verwezenlijking van een gevaar dat aan een bepaald gedrag inherent is, doet dat gedrag onrechtmatig zijn; zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had behoren te onthouden. De feitelijke toedracht van het litigieuze ongeval laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat hier sprake is geweest van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.