NJ 2000, 410
Verwijzing bij (absolute) onbevoegdheid; 157a Rv.
HR 21-04-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5595
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 2000
- Magistraten
Roelvink, Heemskerk, Jansen, Van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/290HR
- Conclusie
A-G Wesseling-Van Gent
- LJN
AA5595
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5595, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5595, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2000
- Wetingang
Rv (oud) art. 68; Rv (oud) art. 157a; RO art. 38
Essentie
Verwijzing bij (absolute) onbevoegdheid; art. 157a Rv.
Nu de Kantonrechter die wel bevoegd was van de hoofdzaak kennis te nemen, onbevoegd was om van de vordering tot vrijwaring kennis te nemen, had de Rechtbank waaraan de zaak in hoger beroep was voorgelegd nadat de Kantonrechter een niet-ontvankelijkverklaring wegens gebrek aan belang had uitgesproken, de zaak op de voet van art. 157a lid 1 Rv. in de stand van het hoger beroep moeten verwijzen naar het Gerechtshof.
Samenvatting
Kantonrechter, bevoegd in de hoofdzaak, was (absoluut) onbevoegd om van vordering tot vrijwaring kennis te nemen. Hij heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.