RvdW 2000, 103
Kinderontvoering. Haags Kinderontvoeringsverdrag; strekking. Ondertoezichtstelling en gezagsrecht in zin Verdrag
HR 14-04-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5523
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 april 2000
- Magistraten
Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Jansen, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R99/111HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AA5523
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5523, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑04‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5523, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑04‑2000
- Wetingang
Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 art. 5; Haags Verdrag burgerrechtelijke aspecten internationale ontvoering van kinderen art. 3; Haags Verdrag burgerrechtelijke aspecten internationale ontvoering van kinderen art. 5; BW art. 1:257; BW art. 1:258
Essentie
Kinderontvoering. Haags Kinderontvoeringsverdrag; strekking. Ondertoezichtstelling en gezagsrecht in zin Verdrag.
Een ondertoezichtstelling kan weliswaar meebrengen dat het gezag van de ouders wordt beperkt, maar dit betekent niet dat het gezag in zoverre bij de instelling komt te berusten. In het licht van de in art. 1 HKOV omschreven doelstellingen (het verzekeren van de onmiddellijke terugkeer van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een verdragsluitende Staat, alsmede het in een verdragsluitende Staat bestaande recht betreffende het gezag en het omgangsrecht in de andere verdragsluitende Staten daadwerkelijk doen eerbiedigen) en in aanmerking genomen dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.