RvdW 2000, 106
Ontbinding niet-wederkerige overeenkomst. Grenzen rechtsstrijd
HR 14-04-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5516
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 april 2000
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Herrmann, Jansen, Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
C98/172HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AA5516
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5516, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑04‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5516, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑04‑2000
- Wetingang
BW art. 6:261; BW art. 6:265; Rv art. 48; Rv art. 176
Essentie
Ontbinding niet-wederkerige overeenkomst. Grenzen rechtsstrijd.
Door te overwegen dat als voorwaarde voor ontbinding geldt dat het moet gaan om een wederkerige overeenkomst, heeft het Hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting zowel met betrekking tot het huidige recht als met betrekking tot het vóór 1 januari 1992 geldende recht. Nu de opdrachtnemer de vordering van de opdrachtgever tot afgifte van het paard uitsluitend heeft bestreden met een beroep op een retentierecht is het Hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen getreden doordat het is uitgegaan van een vermoeden van eigendom van de opdrachtnemer waartegen de opdrachtgever tegenbewijs ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.