RvdW 2000, 78
Wet BOPZ; gevaar; motivering.
HR 17-03-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5164
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 maart 2000
- Magistraten
Mijnssen, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop
- Zaaknummer
R99/201HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA5164
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5164, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑03‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5164, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2000
- Wetingang
BOPZ art. 2
Essentie
Wet BOPZ; gevaar; motivering.
Juistheid diagnose kan in cassatie niet worden bestreden. Geen blijk van onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip ‘gevaar’. In het licht van door betrokkene gevoerde verweer tegen de gestelde aanwezigheid van ‘gevaar’ en de in het dossier aanwezige verklaringen kan echter niet worden gezegd dat zonder nadere redengeving voldoende duidelijk is wat de Rechtbank bij de verwerping van dat verweer voor ogen heeft gestaan.
Samenvatting
In het kader van de beslissing omtrent een voorlopige machtiging na een vrijwillig verblijf betwist betrokkene met name de aanwezigheid van gevaar. In cassatie klaagt hij dat de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.