NJ 2000, 353
Incidentele vordering in cassatie tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad; belangenafweging. Hoofdelijkheid.
HR 17-03-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5169
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 maart 2000
- Magistraten
Mijnssen, Heemskerk, Jansen, De Savornin Lohman, Kop
- Zaaknummer
C99/251HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AA5169
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5169, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑03‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA5169, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2000
- Wetingang
Rv (oud) art. 53; BW art. 6:7
Essentie
Incidentele vordering in cassatie tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad; belangenafweging. Hoofdelijkheid.
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van veroordeling in proceskosten toewijsbaar aangezien incidenteel eiseres voldoende belang heeft bij toewijzing (belang dat zij niet op het haar krachtens de veroordeling door het Hof toekomende behoeft te wachten tot die veroordeling onherroepelijk is geworden), terwijl de door verweerder in het incident daartegenover gestelde belangen van onvoldoende gewicht zijn. Het hoofdelijk karakter van de verbintenis tot betaling van de proceskosten verzet zich ertegen dat bij de belangenafweging van eiser en verweerder in het incident rekening wordt gehouden met de mogelijkheid voor eiser ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.