JAR 2000, 82
HR, 18-02-2000, nr. C98/211HR
HR 18-02-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4871
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 februari 2000
- Magistraten
Mrs Roelvink, Neleman, Heemskerk, Hammerstein, Kop
- Zaaknummer
C98/211HR
- LJN
AA4871
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA4871, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑02‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA4871, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2000
- Wetingang
Rv art. 177
Samenvatting
Arbeidsovereenkomst. Loonvordering; bewijslastverdeling.
Niet blijk van onjuiste rechtsopvatting omtrent de bewijslastverdeling geeft oordeel Rechtbank dat het voor de toewijzing van de loonvordering van werknemer die niet (meer) heeft gewerkt noodzakelijk is dat eerst komt vast te staan dat werkgever werknemer niet tot werken in staat heeft gesteld, in welk oordeel ligt besloten dat werknemer de voor werkgever kenbare bereidheid daartoe moet hebben gehad.
(Ontleend aan NJ 2000, 352)