NJ 2000, 292
Staking. Kort geding. Belangengeschil. Rechtmatige uitoefening grondrecht. Procedureregels: uiterste middel; rechterlijke terughoudendheid.
HR 28-01-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4618, m.nt. T. Koopmans (Bonden/Douwe Egberts)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 januari 2000
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, Herrmann, Hammerstein
- Zaaknummer
C98/138HR
- Conclusie
A-G Spier
- Noot
T. Koopmans
- LJN
AA4618
- Roepnaam
Bonden/Douwe Egberts
- JCDI
JCDI:ADS114829:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
EU-recht (V)
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA4618, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑01‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA4618, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑01‑2000
- Wetingang
BW art. 6:162; ESH art. 6; ESH art. 31
Essentie
Staking. Kort geding. Belangengeschil. Rechtmatige uitoefening grondrecht. Procedureregels: uiterste middel; rechterlijke terughoudendheid.
Het uitgangspunt dat de staking wordt gedekt door art. 6 aanhef en onder 4 ESH (het recht op staking in gevallen van belangengeschillen) brengt mee dat de staking in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen. Voor het oordeel dat zij niettemin onrechtmatig is, is dan slechts plaats indien zwaarwegende procedureregels (‘spelregels’) zijn veronachtzaamd dan wel indien — met inachtneming van de door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.