Einde inhoudsopgave
RvdW 2000, 28
Verrekening. Opeisbaarheid vóór overgang tegenvordering. Dezelfde rechtsverhouding. Doorwerking nadere prijsafspraak tegen opvolgend verhuurder. Ongerechtvaardigde verrijking
HR 21-01-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4438 (Stet/Braaksma)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 januari 2000
- Magistraten
Mijnssen, Van der Putt-Lauwers, Fleers, De Savornin Lohman, Hammerstein
- Zaaknummer
C98/200HR
- Conclusie
A-G Bakels
- LJN
AA4438
- Roepnaam
Stet/Braaksma
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overgang en tenietgaan verbintenissen
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA4438, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA4438, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑01‑2000
- Wetingang
BW art. 6:78; BW art. 6:130; BW art. 7A:1612
Essentie
Verrekening. Opeisbaarheid vóór overgang tegenvordering. Dezelfde rechtsverhouding. Doorwerking nadere prijsafspraak tegen opvolgend verhuurder. Ongerechtvaardigde verrijking.
De huurder zal telkens hetgeen hij uit de huurovereenkomst verschuldigd wordt kunnen verrekenen met hetgeen hij nog ter zake van geldlening te vorderen heeft van de rechtsvoorganger van de verhuurder indien de geldlening opeisbaar is geworden vóór de overdracht van het verhuurde. De vraag of zodanige samenhang bestaat tussen een schuld en een vordering van degene die zich op verrekening beroept dat gezegd kan worden dat zij uit ‘dezelfde rechtsverhouding’ voorvloeien, moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.