RvdW 2000, 22
Formele bewijskracht onderhandse akte.
HR 14-01-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA4278
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 januari 2000
- Magistraten
Mijnssen, Herrmann, Jansen, Fleers, Hammerstein
- Zaaknummer
C98/237HR
- Conclusie
A-G Bakels)
- LJN
AA4278
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA4278, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑01‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA4278, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑01‑2000
- Wetingang
Rv art. 177
Essentie
Formele bewijskracht onderhandse akte.
Hof heeft terecht vooropgesteld dat volgens de hoofdregel van art. 177 Rv de bewijslast ter zake van de valsheid van een onderhandse akte rust op degene die zich op de valsheid beroept. Bij zijn oordeel dat laatstgenoemde — behoudens tegenbewijs — in dat bewijs is geslaagd mocht het Hof, zoals het heeft gedaan, alle omstandigheden laten meewegen en dus ook zijn oordeel over de waarschijnlijkheid van de stellingen van degene die zich op de echtheid van de akte beroept.
Samenvatting
V., die voor inmiddels overleden echtpaar W. en Stichting werkzaamheden heeft verricht, vordert ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.