RvdW 2000, 2
Erkenning kind door niet-biologische vader: nietigheid?
HR 17-12-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AA3877
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 december 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Heemskerk, Jansen, Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
R99/021HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker)
- LJN
AA3877
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Goederenrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA3877, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑12‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AA3877, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑1999
- Wetingang
BW art. 1:225 (oud); BW art. 1:203; BW art. 3:13; EVRM art. 8
Essentie
Erkenning kind door niet-biologische vader: nietigheid?
Onder het vóór 1 april 1998 geldende afstammingsrecht (in casu van toepassing) geldt het volgende. Zou moeten worden aangenomen dat de moeder haar bevoegdheid tot weigeren van de toestemming tot erkenning heeft misbruikt (waarbij het erom gaat of de moeder in feite geen enkel te respecteren belang bij haar weigering heeft), en vervolgens toestemming heeft verleend tot erkenning door een andere man met geen ander doel dan aan de vader de verwezenlijking van diens uit art. 8 lid 1 EVRM voortvloeiende aanspraak op erkenning te onthouden, dan staat genoemde bepaling eraan in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.