RvdW 1999, 171
Verjaring vordering tot nakoming na onbepaalde tijd: aanvang vijfjarige en twintigjarige verjaringstermijn / opeisbaarheid vordering
HR 12-11-1999, ECLI:NL:PHR:1999:AA3369 (Visser/Kroon)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 november 1999
- Magistraten
Roelvink, Neleman, Van der Putt-Lauwers, Fleers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
C98/077HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense)
- LJN
AA3369
- Roepnaam
Visser/Kroon
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA3369, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑11‑1999
ECLI:NL:PHR:1999:AA3369, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑11‑1999
- Wetingang
BW art. 3:307; BW art. 3:313; BW art. 6:38; BW art. 6:248
Essentie
Verjaring vordering tot nakoming na onbepaalde tijd: aanvang vijfjarige en twintigjarige verjaringstermijn. Opeisbaarheid vordering.
De in art. 3:307 lid 1 BW bedoelde termijn van vijf jaren loopt ingevolge het tweede lid in geval van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd pas van de aanvang van de dag volgende op die waartegen de schuldeiser heeft medegedeeld tot opeising over te gaan, terwijl voor de aanvang van de termijn van twintig jaar bedoeld in het tweede gedeelte van lid 2 geldt het tijdstip waartegen opgezegd had kunnen worden. Art. 6:38 BW inhoudende dat terstond nakoming kan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.