JAR 1999, 102
HR, 12-02-1999, nr. 16732, nr. C97/211HR
HR 12-02-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2849
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 februari 1999
- Magistraten
Mrs Mijnssen, Korthals Altes, Neleman, Herrmann en Van der Putt-Lauwers
- Zaaknummer
16732
C97/211HR
- LJN
ZC2849
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2849, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑02‑1999
- Wetingang
BW (oud) art. 7A:1639p; BW (oud) art. 7A:1639s; BW art. 7:677; BW art. 7:678; BW art. 7:681
Samenvatting
Arbeidsovereenkomst. Ontslag; dringende reden; schadevergoeding? De vraag of de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging, behoort te worden beantwoord in het kader van de vraag of sprake is van een dringende reden. Is deze vraag bevestigend beantwoord, dan is geen plaats meer voor het oordeel dat het ontslag niettemin kennelijk onredelijk is en dat de werkgever deswege schadevergoeding verschuldigd is.
(Ontleend aan NJ 1999, 643)