NJ 1999, 171
Vennootschapsrecht / 2:256 BW; externe werking onbevoegdheid bestuurder
HR 11-09-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2698, m.nt. J.M.M. Maeijer (Mediasafe II)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 september 1998
- Magistraten
Martens, Korthals Altes, Neleman, Heemskerk, Jansen
- Zaaknummer
15915
C95/067
- Conclusie
A-G Mok
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
ZC2698
- Roepnaam
Mediasafe II
- JCDI
JCDI:ADS63187:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2698, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑09‑1998
Essentie
Vennootschapsrecht. Art. 2:256 BW; externe werking onbevoegdheid bestuurder.
Afdoening na prejudiciële beslissing. Vennootschap kan uit art. 2:256 BW voortvloeiende onbevoegdheid bestuurder aan derde tegenwerpen indien tegenstrijdigheid belang vennootschap en bestuurder derde bekend was dan wel behoorde te zijn.
Samenvatting
Vervolg op HR 22 maart 1996, NJ 1996, 568 waarin aan HvJEG vragen van uitleg zijn gesteld van bepalingen van de Eerste richtlijn tot coördinatie van het vennootschapsrecht.
Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 16 december 1997, zaak C-104/96, geantwoord dat de vraag of — kort gezegd — art. 2:256 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.