NJ 1999, 569
Executiegeschil / rechtskracht verbod in kort geding na bodemprocedure; uitleg verbod
HR 15-05-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2652, m.nt. H.J. Snijders (Verhouding kortgeding/bodemprocedure)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 mei 1998
- Magistraten
Snijders, Mijnssen, Korthals Altes, Heemskerk, Jansen
- Zaaknummer
16485
C96/303
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
ZC2652
- Roepnaam
Verhouding kortgeding/bodemprocedure
- JCDI
JCDI:ADS156761:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2652, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑05‑1998
- Wetingang
Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 611b
Essentie
Executiegeschil. Rechtskracht verbod in kort geding na bodemprocedure; uitleg verbod.
Een in kort geding gegeven verbod met dwangsom blijft van kracht ingeval de rechter in het bodemgeding over de grondslag van dat verbod een oordeel heeft gegeven dat overeenstemt met dat van de rechter in kort geding en het verbod niet heeft opgeheven of vervangen door een ander verbod. Uitleg van het opgelegde verbod is voorbehouden aan feitenrechter.
Samenvatting
Onderhavig geding betreft een executiegeschil. Aan de orde komt de vraag in hoeverre een kort geding vonnis zijn werking heeft behouden indien op dit kort ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.