HR, 15-05-1998, nr. 16485, nr. C96/303
ECLI:NL:HR:1998:ZC2652
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-05-1998
- Zaaknummer
16485
C96/303
- LJN
ZC2652
- Roepnaam
Verhouding kortgeding/bodemprocedure
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1998:ZC2652, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑05‑1998; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1998:9
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 1999, 569 met annotatie van H.J. Snijders
Uitspraak 15‑05‑1998
Inhoudsindicatie
Procesrecht; executiegeschil; rechtskracht verbod in kort geding na bodemprocedure
15 mei 1998
Eerste Kamer
Nr. 16.485 (C96/303 HR)
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres] , handelend onder de naam [eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERES tot cassatie, incidenteel verweerster,
advocaat: mr C.J.J.C. van Nispen,
t e g e n
COÖPERATIEVE TUINBOUW AANKOOPVERENIGING B.A.,
gevestigd te Aalsmeer,
VERWEERSTER in cassatie, incidenteel eiseres,
advocaat: mr P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie – verder te noemen: CTAV – heeft bij exploit van 21 april 1995 eiseres tot cassatie – verder te noemen: [eiseres] – in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd [eiseres] te verbieden verdere maatregelen te treffen ter executie van het kort geding vonnis van de President van de Rechtbank te Haarlem van 14 februari 1989, althans ter executie van de in dat vonnis genoemde dwangsom van f 1.000,-- per overtreding tot een bedrag van f 2.713.000,-- voor iedere keer dat [eiseres] handelt in strijd met het te dezen te geven verbod en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt.
[eiseres] heeft de vordering bestreden.
De President heeft bij uitvoer bij voorraad verklaard vonnis van 18 mei 1995 in conventie [eiseres] verboden verdere maatregelen te treffen ter executie van de in het kort geding vonnis van de President van de Rechtbank te Haarlem van 14 februari 1989 genoemde dwangsommen voor zover deze een bedrag van f 51.000,-- te boven gaan, op straffe van een dwangsom van f 100.000,-- voor iedere keer dat [eiseres] in strijd handelt met dit verbod, met een maximum van f 2.713.000,--, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Daarbij heeft zij haar petitum aangevuld. CTAV heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 19 september 1996 heeft het Hof in beide appellen het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. CTAV heeft incidenteel beroep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van zowel het incidentele als het principale beroep.
3. Inleiding
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) [eiseres] ontwerp, produceert en verhandelt bakjes en schalen van acrylaatglas, die onder meer voor het opmaken van bloemstukken geschikt zijn, waaronder de bakjes ‘’ […] ’’ 1, 2, 3 en 4.
(ii) In het najaar van 1988 heeft CTAV soortgelijke bakjes en schalen verhandeld onder de naam ‘’Cultra’’. [eiseres] heeft daarop een vordering in kort geding tegen CTAV ingesteld, stellende dat CTAV daardoor inbreuk maakte op het auteursrecht van [eiseres] op onder meer de ‘’ […] ’’-bakjes.
(iii) In dat kort geding heeft de President van de Rechtbank te Haarlem bij vonnis van 14 februari 1989 het auteursrecht van [eiseres] op onder meer de bakjes ‘’ […] ’’ 1, 2, 3 en 4 erkend, geoordeeld dat CTAV daarop inbreuk heeft gemaakt en, voor zover thans van belang, de volgende veroordeling uitgesproken:
‘’4.1. Verbiedt CTAV onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere verdere inbreuk op de auteursrechten van [eiseres] , met name door het openbaar maken, tentoonstellen, aanbieden, in voorraad hebben, de verkoop en/of de levering van de modellen Cultra 1, 2, 3, 4, 5 en 6;
4.2. Bepaalt dat CTAV een dwangsom van f 1.000,-- verschuldigd zal zijn voor iedere overtreding van het sub 4.1. gegeven verbod;’’
(iv) Dit vonnis is op 15 februari 1989 aan CTAV betekend. Van het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
( v) Vervolgens heeft [eiseres] CTAV gedagvaard voor de Rechtbank te Haarlem en gevorderd dat de Rechtbank zal vaststellen dat CTAV jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door bewust inbreuk te maken op haar auteursrecht, en CTAV zal veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, op te maken bij staat.
(vi) Deze vorderingen zijn toegewezen bij vonnis van 25 september 1990. In door CTAV ingesteld hoger beroep heeft het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 29 oktober 1992 dit vonnis bekrachtigd.
(vii) Blijkens facturen van 6 en 20 februari 1995 heeft CTAV 16 trays à 12 stuks ‘’Oasis Margarita’’ bakjes, verder te noemen OM-bakjes, verkocht. Blijkens een faxbericht van CTAV heeft zij op 7 februari 1995 35 dozen à 72 stuks OM-bakjes aan een derde te koop aangeboden.
(viii) Op 5 april 1995 heeft [eiseres] het kort geding vonnis van 14 februari 1989 opnieuw aan CTAV betekend en haar aangezegd dat zij aanspraak maakt op f 2.713.000,-- aan verbeurde dwangsommen wegens het 2713 keer inbreuk maken op de auteursrechten van [eiseres] . Deze inbreuken bestaan volgens [eiseres] uit de verkoop van 192 OM-bakjes, het te koop aanbieden van 2520 OM-bakjes, en het plaatsen van een advertentie voor het OM-bakje.
(ix) Hierop heeft CTAV bij de President van de Rechtbank te Amsterdam de onder 1 vermelde vordering in kort geding tegen [eiseres] ingesteld, waarmee de onderhavige procedure is aangevangen.
( x) De President heeft in het daarin op 18 mei 1995 gewezen vonnis vooralsnog geoordeeld dat de OM-bakjes inbreuk maken op de vormgeving van de […] -bakjes 1, 2, 3 en 4, waarvan [eiseres] het auteursrecht heeft.
4. Beoordeling van het middel in het incidenteel beroep
4.1 Het Hof heeft in rov. 4.1 geoordeeld dat het in het kort geding vonnis van 14 februari 1989 gegeven verbod met dwangsom zijn werking niet heeft verloren door de uitspraak van de bodemrechter van 25 september 1990, in appel bekrachtigd op 29 oktober 1992. Bedoeld verbod met dwangsom zou naar ’s Hofs oordeel zijn werking door de uitspraak van de bodemrechter slechts verliezen, indien deze rechter, rechtdoende ten principale, tot een uitspraak komt, die van de uitspraak in kort geding zodanig afwijkt dat daarmede de grondslag van het gegeven verbod kom te vervallen. In dit geval is de grondslag van het verbod niet aangetast door het vonnis van de bodemrechter, aldus het Hof.
Hiertegen richt zich het middel.
4.2 Het middel faalt. Het Hof is er terecht van uitgegaan dat een in kort geding gegeven verbod met dwangsom als gevolg van de uitspraak van de rechter in het bodemgeding vervalt, indien die uitspraak meebrengt dat de grondslag aan het in kort geding gegeven verbod komt te ontvallen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het in kort geding gegeven verbod vervalt door een uitspraak van de rechter in het bodemgeding, waarin deze zonder aantasting van de grondslag van het gegeven verbod dit verbod opheft of vervangt door een ander verbod. Nu in dit geval de rechter in het bodemgeding over de grondslag van het in kort geding uitgesproken verbod een oordeel heeft gegeven, dat overeenstemt met dat van de rechter in kort geding, en eerstgenoemde rechter het verbod niet heeft opgeheven of vervangen door een ander verbod, heeft het Hof terecht geoordeeld dat het in kort geding gegeven verbod van kracht is gebleven.
5. Beoordeling van het middel in het principaal beroep
5.1 Bij de beantwoording van de vraag welke handelingen van CTAV als overtredingen van het hiervoor in 3 onder (iii) geciteerde verbod moeten worden aangemerkt, heeft het Hof geoordeeld dat er niet van kan worden uitgegaan dat – zoals [eiseres] wil – ieder in strijd met het verbod aangeboden en/of verkocht bakje een overtreding oplevert, maar dat dit verbod kennelijk aldus moet worden verstaan dat het is bedoeld te gelden per gebruikelijke handelsverpakking. Wat een ‘’gebruikelijke handelsverpakking’’ inhoudt, is afhankelijk van de omstandigheden, in het bijzonder de wijze waarop de bakjes worden aangeboden, aldus het Hof. Op grond hiervan heeft het Hof de appelgrief van [eiseres] , gericht tegen het oordeel van de President, dat een bedrag van f 51.000,-- aan dwangsommen is verbeurd, verworpen.
Hiertegen is het middel gericht.
5.2 Het bestreden oordeel moet aldus worden begrepen dat het Hof daarin een uitleg van het aan CTAV opgelegde verbod heeft gegeven ter beantwoording van de vraag welke handelingen overtredingen van dit verbod opleveren. Het oordeel dat het verbod aldus moet worden verstaan dat het is bedoeld te gelden per gebruikelijke handelsverpakking, kan, als voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt, in cassatie niet op juistheid worden getoetst, is niet onbegrijpelijk en is voldoende gemotiveerd.
5.3 De primaire klacht van onderdeel 1 en onderdeel 2, die betogen dat het Hof door zijn uitleg van het verbod art. 611b Rv. heeft geschonden, stuiten af op het feitelijk karakter van ’s Hofs oordeel. Hetzelfde geldt voor de subsidiaire klacht van onderdeel 1, waarin een andere uitleg aan het verbod wordt gegeven dan die welke door het Hof is gekozen.
5.4 Onderdeel 3 faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag, daar het Hof, anders dan het onderdeel veronderstelt, door zijn uitleg van het verbod niet heeft geoordeeld dat enkel de gebruikelijke handelsverpakking een openbaarmaking of verveelvoudiging vormt of kan vormen.
5.5 Het Hof behoefde zich van zijn oordeel niet te laten weerhouden door de in de onderdelen 4 en 5 genoemde omstandigheid dat CTAV een andere uitleg aan het verbod had gegeven in een ander geding, noch door de overige in onderdeel 5 vermelde omstandigheden. De onderdelen 4 en 5 stuiten hierop af.
5.6 Ook onderdeel 6 kan niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft geoordeeld dat de vraag wat een ‘’gebruikelijke handelsverpakking’’ inhoudt, afhankelijk is van de omstandigheden, in het bijzonder van de wijze waarop de bakjes worden aangeboden. In het licht hiervan is niet onbegrijpelijk dat het Hof met de President de verkoop van 16 trays met elk 12 bakjes heeft aangemerkt als 16 overtredingen, en het te koop aanbieden van 35 dozen met 72 bakjes per doos als 35 overtredingen.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principaal en in het incidenteel beroep: verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Snijders als voorzitter en de raadsheren Mijnssen, Korthals Altes, Heemskerk en Jansen, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 15 mei 1998.