RvdW 1998, 55
Huur. Geen onvoorziene omstandigheden; geen tekortkoming of onrechtmatige daad. Ontvankelijkheid bij onjuiste aanduiding gedagvaarde.
HR 20-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2587 (Weena-zuid,Briljant Schreuders/ABP)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 februari 1998
- Magistraten
Martens, Mijnssen, Korthals Altes, Herrmann, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16353
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC2587
- Roepnaam
Weena-zuid
Briljant Schreuders/ABP
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2587, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑02‑1998
ECLI:NL:PHR:1997:10, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑1997
- Wetingang
BW art. 6:162; BW art. 6:258; BW art. 6:265; Rv art. 5
Essentie
Huur. Geen onvoorziene omstandigheden; geen tekortkoming of onrechtmatige daad. Ontvankelijkheid bij onjuiste aanduiding gedagvaarde.
Gezien omstandigheden moet voor gedagvaarde aanstonds duidelijk zijn geweest dat zijzelf werd bedoeld en niet haar rechtsvoorgangster. Rechter moet terughoudendheid betrachten ten aanzien van aanvaarding beroep op onvoorziene omstandigheden, waarvan slechts sprake is in geval deze bij totstandkoming overeenkomst in de toekomst lagen. Ervan uitgaande dat de huurder lichtvaardig is afgegaan op aanprijzingen van de makelaar en dat de mededelingen van de makelaar geen grond gaven voor de verwachtingen van de huurder, kon de rechtbank oordelen dat geen sprake was van een tekortkoming of onrechtmatige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.