NJ 1998, 302
Wet BOPZ; nodige bereidheid tot vrijwillig verblijf
HR 06-02-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2566
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 februari 1998
- Magistraten
Roelvink, Heemskerk, Herrmann, Jansen, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
9110
- Conclusie
A-G Hartkamp
- LJN
ZC2566
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC2566, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑02‑1998
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ; nodige bereidheid tot vrijwillig verblijf.
Rechtbank beschikt over beoordelingsmarge bij beantwoording vraag of sprake is van nodige bereidheid om vrijwillig in inrichting te verblijven. In casu geen overschrijding van deze marge.
Samenvatting
Rechterlijke machtiging voor persoon die reeds vrijwillig in inrichting verblijft, maar geen behandeling wenst.
De rechtbank beschikt bij het oordeel over de vraag of sprake is van de nodige bereidheid, over een beoordelingsmarge (7 april 1995, NJ 1995, 616). De rechtbank heeft deze beoordelingsmarge niet overschreden door aan de omstandigheid dat verzoeker ‘iedere noodzakelijke behandelinterventie’ weigert, de gevolgtrekking te verbinden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.