Einde inhoudsopgave
RvdW 1997, 47
HR, 14-02-1997, nr. 16144
HR 14-02-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2274
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 februari 1997
- Magistraten
Martens, Mijnssen, Korthals Altes, Neleman, Jansen
- Zaaknummer
16144
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
ZC2274
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2274, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑02‑1997
- Wetingang
BW art. 3:317
Essentie
Stuiting verjaring.
Samenvatting
De woorden in art. 3:317 lid 1 BW ‘een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt’ moeten worden begrepen in het licht van de strekking van een stuitingshandeling van deze aard, welke neerkomt op een — voldoende duidelijke — waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren. In casu was van ondubbelzinnigheid geen sprake. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.