NJ 1997, 134
Vervolg van HR NJ 1994, 107 (kraaiende krielhanen) / taak verwijzingsrechter; nieuwe bescheiden en eiswijziging na verwijzing / causaal verband
HR 01-11-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2185 (Kraaiende hanen II)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 november 1996
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Mijnssen, Heemskerk, Herrmann, De Vries Lentsch-Kostense
- Zaaknummer
[1996-11-01/VR_14657]
- LJN
ZC2185
- Roepnaam
Kraaiende hanen II
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2185, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑11‑1996
- Wetingang
BW art. 1401 (oud); BW art. 6:95; BW art. 6:98; BW art. 6:162; Rv (oud) art. 424
Essentie
Vervolg van HR 29 okt. 1993, NJ 1994, 107 (kraaiende krielhanen). Taak verwijzingsrechter; nieuwe bescheiden en eiswijziging na verwijzing. Causaal verband.
Samenvatting
Niet onder alle omstandigheden geldt dat de rechter naar wie de zaak door de Hoge Raad is verwezen, geen acht mag slaan op eerst na verwijzing in het geding gebrachte bescheiden. In het onderhavige geval zijn de bedoelde bescheiden overgelegd ter staving van de vordering tot schadevergoeding zoals deze na verwijzing, zonder verzet van gedaagden, was gewijzigd. Het hof heeft, mede gelet op het belang van de proceseconomie, niet blijk gegeven van een onjuiste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.