HR, 24-05-1996, nr. 15948
ECLI:NL:HR:1996:ZC2077
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-05-1996
- Zaaknummer
15948
- LJN
ZC2077
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:ZC2077, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑05‑1996; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1996:24
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑05‑1996
24 mei 1996
Eerste Kamer
Nr. 15.948 (C 95/100)
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ZONWEG HOLDING B.V.,
gevestigd te Albufereta, Spanje,
EISERES tot cassatie, incidenteel verweerster,
advocaat: mr P. Garretsen,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën),
gevestigd te ’s-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie, incidenteel eiser,
advocaat: mr R.L.H. IJzerman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Thans verweerder in cassatie — verder te noemen: de Staat — heeft zich met een op 7 oktober 1991 ter griffie van het Kantongerecht te Amsterdam ingekomen verzoekschrift gewend tot de Kantonrechter aldaar en verzocht tegen thans eiseres tot cassatie — verder te noemen: Zonweg — een rechterlijk bevel tot betaling uit te vaardigen tot een bedrag van ƒ 1.226,--, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Na verwijzing van de zaak naar de terechtzitting en na verweer door Zonweg heeft de Kantonrechter bij vonnis van 19 mei 1992 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft Zonweg hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 19 oktober 1994 heeft de Rechtbank het vonnis van de Kantonrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft Zonweg beroep in cassatie ingesteld. De Staat heeft incidenteel beroep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van de beroepen. Zonweg heeft subsidiair verzocht een nieuwe termijn te bepalen als in de conclusie van antwoord in het incidentele cassatieberoep aangegeven.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Vranken strekt op het incidentele cassatieberoep tot vernietiging van het vonnis van de Rechtbank en tot het alsnog niet ontvankelijk verklaren van Zonweg in haar hoger beroep, alsmede tot verwerping van het principale cassatieberoep wegens gebrek aan belang.
3. Beoordeling van het middel in het incidenteel beroep
Het middel betoogt dat de Rechtbank ambtshalve Zonweg in haar hoger beroep niet ontvankelijk had moeten verklaren, omdat de vordering van ƒ 1.226,--, waarover de Kantonrechter vonnis heeft gewezen, een beloop had van niet meer dan ƒ 2.500,--, zodat ingevolge art. 38 RO hoger beroep van dat vonnis niet openstond.
Het middel is gegrond. Anders dan Zonweg stelt, doet hieraan niet af dat de Staat in de appelprocedure niet een beroep heeft gedaan op de niet-ontvankelijkheid van Zonweg. De vraag of het in eerste aanleg gewezen vonnis vatbaar voor hoger beroep is, is van openbare orde en dient ambtshalve door de appelrechter te worden beoordeeld. Over schending van een wettelijke regel van appellabiliteit kan in cassatie worden geklaagd, ook door een partij die zich in appel niet op die regel heeft beroepen.
De Hoge Raad zal zelf recht doen en alsnog Zonweg in haar hoger beroep niet ontvankelijk verklaren. Nu het incidenteel beroep op voormelde grond slaagt, behoeft het middel in het principaal beroep bij gebrek aan belang geen behandeling meer.
Zonweg heeft voor het zich thans voordoende geval verzocht naar analogie van het bepaalde in art. 340 Rv. een nieuwe termijn van drie maanden na de uitspraak in cassatie te bepalen voor het instellen van beroep in cassatie tegen het vonnis van de Kantonrechter. De wet kent niet een zodanige termijn, terwijl dit geval te zeer verschilt van dat bedoeld in art. 340 om deze bepaling naar analogie toe te passen op het onderhavige geval. Het verzoek van Zonweg kan dus niet worden ingewilligd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het incidenteel beroep:
vernietigt het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 1994;
verklaart Zonweg niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter te Amsterdam van 19 mei 1992;
veroordeelt Zonweg in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat begroot op ƒ 1.150,--;
in het principaal beroep:
verklaart Zonweg niet ontvankelijk in haar beroep tegen het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 1994;
in het principaal en het incidenteel beroep:
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Snijders als voorzitter en de raadsheren Roelvink, Mijnssen, Neleman en Heemskerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 24 mei 1996.