NJ 1996, 488
Faillissementspauliana / vervolg van HR NJ 1992, 526 / getuigenbewijs; motiveringsplicht in 212 lid 2 Rv / bewijslast onverplicht karakter van door debiteur verrichte handeling / geen treden buiten rechtsstrijd na verwijzing
HR 12-04-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2033 (Bosselaar/Interniber,Montana II)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 april 1996
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis, Asser
- Zaaknummer
15922
- LJN
ZC2033
- Roepnaam
Bosselaar/Interniber
Montana II
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Insolventierecht / Faillissement
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC2033, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑04‑1996
- Wetingang
Fw art. 42; Rv (oud) art. 177; Rv (oud) art. 212; Rv (oud) art. 424
Essentie
Faillissementspauliana. Vervolg van HR 22 mei 1992, NJ 1992, 526. Getuigenbewijs; motiveringsplicht in art. 212 lid 2 Rv. Bewijslast onverplicht karakter van de door debiteur verrichte handeling. Geen treden buiten rechtsstrijd na verwijzing.
Samenvatting
De aard van de bepaling van art. 212 lid 2 Rv brengt mee dat de daarin vervatte motiveringsplicht niet op straffe van nietigheid geldt (HR 26 jan. 1996, NJ 1996, 360).
Bij tegenspraak rust de bewijslast ter zake van het onverplichte karakter van de door de schuldenaar verrichte rechtshandeling in beginsel op de curator. In casu was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.