NJ 1997, 419
Gedwongen opneming ingevolge Krankzinnigenwet; onrechtmatig handelen overheid / verjaring schadevordering; aanvangstermijn verjaring; uitzondering voor bodemverontreiniging van HR NJ 1994, 286 en 287 / geen strijd met 5 EVRM / recht in zin van 99 Wet RO
HR 29-09-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1828
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 september 1995
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Mijnssen, Nieuwenhuis, Swens-Donner
- Zaaknummer
15764
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
ZC1828
- JCDI
JCDI:ADS113695:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1828, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑09‑1995
- Wetingang
Wet 31 okt. 1924 Stb. 482 art. 1; BW art. 1401 (oud); BW art. 6:162; EVRM art. 5; RO art. 99
Essentie
Gedwongen opneming ingevolge Krankzinnigenwet; onrechtmatig handelen overheid. Verjaring schadevordering; aanvangstermijn verjaring; uitzondering voor gevallen van bodemverontreiniging als bedoeld in HR 9 okt. 1992, NJ 1994, 286 en 287. Geen strijd met art. 5 EVRM. Recht in de zin van art. 99 Wet RO.
Samenvatting
De wet van 31 okt. 1924 is ook van toepassing op een op onrechtmatige daad gebaseerde vordering tegen de Staat.
Zoals volgt uit het arrest van het EHRM van 27 sept. 1990, NJ 1991, 625 wordt aan de vereisten van art. 5 lid 5 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.