NJ 1996, 606
BOPZ / ontbreken aan wet beantwoordend behandelingsplan / ontvankelijkheid officier / aanvang en einde voorlopige machtiging na inbewaringstelling / moment van opname
HR 24-07-1995, ECLI:NL:HR:1996:ZC1966
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 juli 1995
- Magistraten
Hermans, Roelvink, Mout, Keijzer, Koster, Asser
- Zaaknummer
8709
- LJN
ZC1966
- JCDI
JCDI:ADS63669:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC1966, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑07‑1995
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Ontbreken van aan de wet beantwoordend behandelingsplan. Onvankelijkheid officier. Aanvang en einde voorlopige machtiging na inbewaringstelling. Moment van opname.
Samenvatting
Het ontbreken van de in art. 16 lid 4 bedoelde stukken (i.c. het behandelingsplan) ten tijde van de behandeling van de vordering heeft, anders dan het middel aanneemt, niet tot gevolg dat de officier niet-ontvankelijk in zijn vordering is, doch slechts dat pas op de vordering kan worden beslist nadat die stukken alsnog zijn overgelegd (HR 1 juli 1994, NJ 1994, 722).
Gelet op de inhoud van het onderhavige behandelingsplan, waarin de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.