NJ 1996, 232
BOPZ/ voorlopige machtiging na inbewaringstelling / nieuwe advocaat / geen nader verhoor / geneeskundige verklaring
HR 30-06-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1783, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 juni 1995
- Magistraten
Mijnssen, Heemskerk, Swens-Donner, Asser
- Zaaknummer
8658
- Noot
J. de Boer
- LJN
ZC1783
- JCDI
JCDI:ADS63663:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1783, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑1995
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. Voorlopige machtiging na inbewaringstelling. Nieuwe advocaat; geen nader verhoor. Geneeskundige verklaring.
Samenvatting
De enkele omstandigheid dat verzoekster na het eerste verhoor een andere advocaat heeft gekozen, verplichtte de rechtbank niet om een tweede verhoor te bevelen.
Nu de vordering tot het verlenen van een voorlopige machtiging is gedaan in een periode waarin verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef op grond van een inbewaringstelling als bedoeld in art. 20, is niet art. 16, maar art. 5 van toepassing (HR 9 sept. 1994, NJ 1995, 124). Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat na het instellen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.