NJ 1996, 382
Onrechtmatige daad overheid / uitlevering eigen onderdaan / vraag of minister kan oordelen dat waarborg van art. 4 lid 2 Uitleveringswet aanwezig is indien niet is toegezegd dat t.z.t. exequaturprocedure zal worden toegepast; procedure van onmiddellijke tenuitvoerlegging
HR 31-03-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1687, m.nt. A.H.J. Swart
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 1995
- Magistraten
Snijders, Roelvink, Mijnssen, Heemskerk, Swens-Donner, Mok
- Zaaknummer
15591
- Noot
A.H.J. Swart
- LJN
ZC1687
- JCDI
JCDI:ADS63127:1
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Onbekend (V)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZC1687, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑1995
- Wetingang
Essentie
Onrechtmatige daad overheid. Uitlevering eigen onderdaan. Vraag of minister kan oordelen dat waarborg van art. 4 lid 2 Uitleveringswet aanwezig is indien niet is toegezegd dat t.z.t. exequaturprocedure zal worden toegepast; procedure van onmiddellijke tenuitvoerlegging.
Samenvatting
Kan de minister van justitie in redelijkheid oordelen dat de in art. 4 lid 2 Uitleveringswet bedoelde waarborg aanwezig is, indien de Staat die de uitlevering van een Nederlander heeft gevraagd, wel toezegt dat te zijner tijd — na uitlevering en veroordeling — zal worden meegewerkt aan overbrenging van de opgeëiste persoon naar Nederland overeenkomstig het Verdrag van 1983, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.