Einde inhoudsopgave
RvdW 1994, 203
HR, 14-10-1994, nr. 15458
HR 14-10-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1483
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 oktober 1994
- Magistraten
Martens, Korthals Altes, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis
- Zaaknummer
15458
- LJN
ZC1483
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Burenrecht en mandeligheid
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1483, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑10‑1994
- Wetingang
Essentie
Burenrecht; noodweg. Ontvankelijkheid; geen exceptio plurium litis consortium. Maatstaf in art. 5:57 lid 3, tweede zin, BW. Aan de gebruiker van een noodweg op te leggen voorwaarden. Proceskosten bij groepsvorming.
Samenvatting
De eiser die een noodweg vordert, kan volstaan met het dagvaarden van de eigenaren over wier percelen hij de gevorderde noodweg wenst te doen lopen. Het tegen de vordering gevoerde verweer dat andere percelen meer in aanmerking komen om met een noodweg ten behoeve van eisers perceel te worden belast, kan wel aanleiding geven tot oproeping van derden als partij in het geding overeenkomstig art. 12a ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.