NJ 1996, 199
Verhaal saneringskosten als gevolg van storting chemisch fabrieksafval in zandafgraving op Goudsberg bij Lunteren / verhaalsrecht Staat ex 21 IBS / onrechtmatige daad jegens overheid / relativiteitsvereiste; handelen in strijd met ontgrondingsvergunning
HR 30-09-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1463, m.nt. C.J.H. Brunner (Van den Brink/Staat)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 september 1994
- Magistraten
Martens, Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Nieuwenhuis, Koopmans
- Zaaknummer
15344
- Noot
C.J.H. Brunner
- LJN
ZC1463
- Roepnaam
Van den Brink/Staat
- JCDI
JCDI:ADS113663:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Milieurecht / Bodem
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1463, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑09‑1994
- Wetingang
BW art. 1401 (oud); BW art. 6:162; Rv (oud) art. 399; IBS art. 21; Ontgrondingenwet art. 3; Ontgrondingenwet art. 22
Essentie
Milieurecht. Bodemverontreiniging; storten chemisch afval in zandafgraving. Verhaalsrecht Staat ex art. 21 IBS. Onrechtmatige daad jegens de overheid. Relativiteitsvereiste; handelen in strijd met ontgrondingsvergunning.
Samenvatting
Verhaal van saneringskosten als gevolg van storting chemisch fabrieksafval in zandafgraving op Goudsberg bij Lunteren.
Indien een onrechtmatige daad bestaat uit het handelen in strijd met de wet, dient te worden vastgesteld of de wettelijke norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. Het strookt met het karakter van geschreven rechtsregels dat daarbij niet afzonderlijk behoeft te worden vastgesteld dat de dader bedacht was of behoorde te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.