NJ 1994, 591
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad (53 Rv) / restitutierisico
HR 17-06-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1400
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 juni 1994
- Magistraten
Martens, Roelvink, Neleman, Nieuwenhuis, Swens-Donner, ten Kate
- Zaaknummer
15586
- LJN
ZC1400
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1400, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑06‑1994
- Wetingang
Rv (oud) art. 53
Essentie
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad (art. 53 Rv). Restitutierisico.
Samenvatting
Er bestaat geen aanleiding om op grond van de omstandigheden van het geval af te wijken van de regel dat bij een beoordeling van een vordering als de onderhavige de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing behoort te blijven (vgl. HR 19 juni 1992, NJ 1992, 626). Daarbij is niet van belang dat niet is gesteld of gebleken dat het rechtsmiddel is aangewend om uitstel van executie te verkrijgen.
Het subsidiaire verzoek van verweerster in cassatie de uitvoerbaarverklaring bij voorraad ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.