HR, 26-06-1992, nr. 14649
ECLI:NL:HR:1992:ZC0646
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-06-1992
- Zaaknummer
14649
- LJN
ZC0646
- Roepnaam
Rabo/Visser
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1992:ZC0646, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑06‑1992; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1992:6
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 1993, 449 met annotatie van H.J. Snijders
Uitspraak 26‑06‑1992
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Levert de grosse van een authentieke akte een executoriale titel op als bedoeld in art. 436 (oud) Rv?
26 juni 1992
Eerste Kamer
Nr. 14.649
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de coöperatieve vereniging COÖPERATIEVE RABOBANK VECHT EN PLASSENGEBIED B.A.,
gevestigd te Breukelen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: Mr. J.C. van Oven,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: Mr. A.G. Maris.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen [verweerder] - heeft bij exploit van 15 december 1989 eiseres tot cassatie - verder te noemen de Bank - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Utrecht. Na wijziging van de eis heeft [verweerder] gevorderd de Bank te gelasten het door haar op 8 december 1989 gelegde executoriale beslag en het door haar op 18 december 1989 gelegde conservatoire beslag op het erfpachtsrecht van een perceel grond met o.a. de daarop gelegen ''[A]'' te Breukelen binnen twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis op te heffen en de Bank te veroordelen medewerking te verlenen aan royement van de hypotheek op voornoemd erfpachtsrecht, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van f 50.000,-- per dag.
Nadat de Bank tegen de vorderingen verweer had gevoerd, heeft de President bij vonnis van 25 januari 1990 de Bank bevolen het door haar op 8 december 1989 gelegde executoriale beslag op voormeld erfpachtsrecht op te heffen onder verbeurte van een dwangsom van f 50.000,-- per dag en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, waarna de Bank incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Bij arrest van 3 januari 1991 heeft het Hof in het principaal en in het incidenteel appel telkens het bestreden vonnis voor zover aan zijn oordeel onderworpen bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft de Bank beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Asser strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Bij notariële akte van 24 augustus 1979 heeft [verweerder] ten behoeve van de Bank hypotheek verleend op een hem toebehorend erfpachtsrecht ''tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van hem (...) te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofde ook, tot het hierna te vermelden bedrag''.
In de akte is voorts een bepaling opgenomen van de volgende inhoud: ''Ten aanzien van het door de debiteur aan de bank verschuldigde, zal de administratie van de bank, zoals blijkt uit een door de bank verstrekte opgave, gelden als volledig bewijs, behoudens tegenbewijs''.
Uit hoofde van de grosse van deze notariële akte heeft de Bank op 8 december 1989 executoriaal beslag doen leggen op het erfpachtsrecht waarop ook de hypotheek is gevestigd.
[verweerder] heeft in kort geding opheffing van dit beslag gevorderd. De President heeft deze vordering toegewezen. Het Hof heeft het vonnis bekrachtigd.
3.2 De geldigheid van de door [verweerder] verleende hypotheek is in dit geding niet betwist, zodat daarvan wordt uitgegaan.
Het geschil tussen partijen, voor zover in cassatie aan de orde, betreft de vraag of de grosse van de onderhavige notariële authentieke akte een executoriale titel als bedoeld in art. 436 (oud) Rv. oplevert. Het voor 1 januari 1992 geldende recht is op dit geschil van toepassing.
De President heeft overwogen dat in de hypotheekakte niet een schuldvordering wordt geconstateerd noch geconstitueerd, hetgeen meebrengt dat die akte geen executoriale kracht heeft voor de inning van geldvorderingen.
Het Hof heeft evenals de President geoordeeld dat de grosse van de akte geen executoriale titel oplevert. Het heeft daartoe overwogen dat, wil de akte voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn, de te executeren verbintenis in de akte zelf moet zijn aangeduid en omschreven, dat dit laatste in de onderhavige hypotheekakte niet het geval is en het bestaan van de schuld niet direct uit de akte blijkt.
Het middel bestrijdt dit oordeel en de hier weergegeven overwegingen van het Hof.
3.3 Bij de beoordeling van het middel moet van de volgende regels worden uitgegaan.
Aan de grosse van een authentieke akte komt slechts executoriale kracht toe met betrekking tot op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven vorderingen alsmede met betrekking tot toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding.
In geval de akte wel betrekking heeft op een of meer vorderingen, die aan de in de vorige alinea bedoelde vereisten voldoen, maar niet de grootte van het verschuldigde bedrag vermeldt, is de grosse van de akte niettemin voor tenuitvoerlegging vatbaar, wanneer deze de weg aangeeft langs welke op voor de schuldenaar bindende wijze de grootte van het verschuldigd bedrag kan worden vastgesteld, behoudens de mogelijkheid van tegenbewijs door de schuldenaar.
De hiervoor onder 3.1 weergegeven inhoud van de onderhavige akte laat geen andere conclusie toe dan dat deze wel aan de laatstgenoemde eis betreffende de bepaalbaarheid van het verschuldigd bedrag voldoet, maar geen betrekking heeft op vorderingen die aan de eerdergenoemde vereisten voldoen. Het Hof heeft dus terecht geoordeeld dat de grosse van deze akte geen executoriale titel oplevert.
Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Bank in de kosten van het geding in cassatie, tot deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op f 2.875,--, op de voet van art. 57b Rv. te voldoen aan de Griffier.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Martens als voorzitter en de raadsheren Roelvink, Davids, Neleman en Heemskerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Davids op 26 juni 1992.