NJ 1989, 551
HR, 24-02-1989, nr. 13448
HR 24-02-1989, ECLI:NL:PHR:1989:AD0646
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 februari 1989
- Magistraten
Martens, De Groot, Hermans, Verburgh, Boekman, Asser
- Zaaknummer
13448
- LJN
AD0646
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:AD0646, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑1989
ECLI:NL:PHR:1989:AD0646, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑02‑1989
- Wetingang
Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297; Rv (oud) art. 438
Essentie
Executiegeschil. Vordering tot verbod van executie van uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis inhoudende veroordeling tot betaling van dwangsom, wegens handelen in strijd met concurrentiebeding. Taak van rechter in executiegeschil.
Samenvatting
De klacht van het middel die ervan uitgaat dat het hof had uit te maken of het concurrentiebeding in strijd is met het verbod van art. 85 eerste lid EEG-Verdrag, kan niet tot cassatie leiden. Op overeenkomstige gronden als uiteengezet in r.o. 3.2. van het arrest van de HR van 22 april 1983, NJ 1984, 145 had het hof in het onderhavige executiegeschil te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.