RvdW 1989, 47
HR, 27-01-1989, nr. 13378
HR 27-01-1989, ECLI:NL:PHR:1989:AD0608
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 januari 1989
- Magistraten
Snijders, De Groot, Bloembergen, Haak, Roelvink
- Zaaknummer
13378
- LJN
AD0608
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:AD0608, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑01‑1989
ECLI:NL:PHR:1989:AD0608, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑1989
- Wetingang
Rv art. 67; Rv art. 332; Rv art. 333; Rv art. 334; Rv art. 335; Rv art. 336; Rv art. 337; Rv art. 338; Rv art. 339; Rv art. 340; Rv art. 341; Rv art. 342; Rv art. 343; Rv art. 344; Rv art. 345; Rv art. 346; Rv art. 347; Rv art. 348; Rv art. 349; Rv art. 350; Rv art. 351; Rv art. 352; Rv art. 353; Rv art. 354; Rv art. 355; Rv art. 356; Rv art. 357; Rv art. 358; Rv art. 359; Rv art. 360; Rv art. 361; Rv art. 362; Rv art. 363; Rv art. 364; Rv art. 365; Rv art. 366; Rv art. 367; Rv art. 368; Rv art. 369; Rv art. 370; Rv art. 371; Rv art. 372; Rv art. 373; Rv art. 374; Rv art. 375; Rv art. 376; Rv art. 377; Rv art. 378; Rv art. 379; Rv art. 380; Rv art. 381; Rv art. 382; Rv art. 383; Rv art. 384; Rv art. 385; Rv art. 386; Rv art. 387; Rv art. 388; Rv art. 389; Rv art. 390; Rv art. 391; Rv art. 392; Rv art. 393; Rv art. 394; Rv art. 395; Rv art. 396; Rv art. 397; Rv art. 398; Rv art. 399; Rv art. 400; Rv art. 401; Rv art. 402; Rv art. 403; Rv art. 404; Rv art. 405; Rv art. 406; Rv art. 407; Rv art. 408; Rv art. 409; Rv art. 410; Rv art. 411; Rv art. 412; Rv art. 413; Rv art. 414; Rv art. 415; Rv art. 416; Rv art. 417; Rv art. 418; Rv art. 419; Rv art. 420; Rv art. 421; Rv art. 422; Rv art. 423; Rv art. 424; Rv art. 425; Rv art. 426; Rv art. 427; Rv art. 428; Rv art. 429; Rv art. 429a; Rv art. 429b; Rv art. 429c; Rv art. 429d; Rv art. 429e; Rv art. 429f; Rv art. 429g; Rv art. 429h; Rv art. 429i; Rv art. 429j; Rv art. 429k; Rv art. 429l; Rv art. 429m; Rv art. 429n; Rv art. 429o; Rv art. 429p; Rv art. 429q; Rv art. 429r; Rv art. 429s; Rv art. 429t
Essentie
Rechtskracht van onherroepelijke rechterlijke beslissing die achteraf onjuist blijkt te zijn.
Samenvatting
Kantonrechter kent in art. 1639w BW-procedure aan werknemer een vergoeding toe, waarna in een volgend geding de desbetreffende arbeidsovereenkomst nietig wordt verklaard. Geen onverschuldigde betaling. Gesloten systeem van rechtsmiddelen.
Conclusie OM en noot WHH mede over gezag van gewijsde.
Partij(en)
1. Jhr. Mr. Hendrik Philip Jacob Quarles van Ufford,
2. Mr. Leonard Jozef Marie Luchtman, in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van Jamin BV, beiden te Breda, eisers tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerders, adv. Mr. P.A. Wackie Eijsten,
tegen
Geertrudus Maria Geels, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.