Einde inhoudsopgave
RvdW 1987, 120
HR, 22-05-1987, nr. 12861: Ridder te voet
HR 22-05-1987, ECLI:NL:PHR:1987:AC9851 (Ridder te voet)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 mei 1987
- Magistraten
Snijders, Van Den Blink, De Groot, Hermans, Boekman
- Zaaknummer
12861
- LJN
AC9851
- Roepnaam
Ridder te voet
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1987:AC9851, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑05‑1987
ECLI:NL:PHR:1987:AC9851, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑05‑1987
- Wetingang
BW art. 1:84; BW art. 1374 lid 3; BW art. 1395; Rv art. 59 lid 1 onder 3°; RO art. 99 lid 1 onder 2°
Essentie
Huwelijksgoederenrecht
Samenvatting
Rechtsverwerking. Na echtscheiding ingestelde vordering van de man tot vergoeding van de door hem betaalde kosten van de huishouding. Feitelijk oordeel. In casu geen ongegronde verrijking. Motivering.
Partij(en)
X te H., eiser tot cassatie, voorwaardelijk incidenteel verweerder, advocaat: eerst Mr. J.F.A. Verzijl, thans Mr. A.J.V. Bakx,
tegen
Y te B., verweerster in cassatie, voorwaardelijk incidenteel eiseres, adv. Mr. A.G. Maris.
Uitspraak
Hoge Raad:
1
Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie — verder te noemen de man — heeft bij exploot van 30 nov. 1981 verweerster in cassatie — verder te noemen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.