NJ 1987, 188
HR, 23-05-1986, nr. 12595
HR 23-05-1986, ECLI:NL:PHR:1986:AC9372
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 mei 1986
- Magistraten
Ras, Martens, De Groot, Bloembergen, Boekman, Mok
- Zaaknummer
12595
- LJN
AC9372
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1986:AC9372, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑05‑1986
ECLI:NL:PHR:1986:AC9372, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑05‑1986
- Wetingang
BW art. 1401; Vw art. 15 lid 1; Rv (oud) art. 59 lid 1 onder 3°
Essentie
Vreemdelingenrecht. ‘Vluchteling’ in de zin van artikel 15 eerste lid Vreemdelingenwet. Onrechtmatige daad van de Staat? Kon er tussen redelijk denkende mensen geen twijfel over bestaan dat betrokkene zich, objectief beschouwd, niet in een vluchtsituatie bevindt (HR 20 sept. 1985, NJ 1987, 187, m.nt. AHJS)? Beantwoording door de rechter zelf van die vraag ook indien het oordeel van de staatssecretaris de toets der redelijkheid kan doorstaan. Motivering.
Partij(en)
Tahir Ahmed Siddique, te Rotterdam, eiser tot cassatie, adv. Mr. J. Groen,
tegen
De Staat der Nederlanden, (Ministerie van Justitie, Directie Vreemdelingenzaken) te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.