NJ 1987, 187
HR, 20-09-1985, nr. 12723
HR 20-09-1985, ECLI:NL:PHR:1985:AC9013, m.nt. A.H.J. Swart
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 september 1985
- Magistraten
Royer, Martens, Hermans, Bloembergen, Boekman, Biegman-Hartogh
- Zaaknummer
12723
- Noot
A.H.J. Swart
- LJN
AC9013
- JCDI
JCDI:ADS62719:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1985:AC9013, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑09‑1985
ECLI:NL:PHR:1985:AC9013, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑1985
- Wetingang
Vw art. 15 lid 1; RO art. 99 lid 1 onder 2°; Rv (oud) art. 59 lid 1 onder 3°; BW art. 1401
Essentie
Vreemdelingenrecht. ‘Vluchteling’ in de zin van artikel 15 eerste lid Vreemdelingenwet. Onrechtmatige daad van de Staat? Kon er tussen redelijk denkende mensen geen twijfel over bestaan dat betrokkene zich objectief beschouwd niet in een vluchtsituatie bevond? Feitelijk oordeel. Motivering.
Partij(en)
Balbir Singh Mander, te Amsterdam, eiser tot cassatie, adv. Mr. J.M. Barendrecht,
tegen
De Staat der Nederlanden, (Ministerie van Justitie) te 's‑Gravenhage, verweerder in cassatie, adv. Mr. H.A. Groen.
Voorgaande uitspraak
Hoge Raad:
1
Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie — verder te noemen Mander — heeft bij exploot van 16 aug. 1984 verweerder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.