NJ 1984, 679
HR, 27-04-1984, nr. 12233: NVB/Sipke Helder
HR 27-04-1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4797, m.nt. W.C.L. van der Grinten (NVB/Sipke Helder,NVB/Helder)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 april 1984
- Magistraten
Ras, Snijders, Royer, Martens, Van Den Blink, Mok
- Zaaknummer
12233
- Conclusie
A-G Mok
- Noot
W.C.L. van der Grinten
- LJN
AG4797
- Roepnaam
NVB/Sipke Helder
NVB/Helder
- JCDI
JCDI:ADS113324:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AG4797, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑04‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AG4797, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑02‑1984
- Wetingang
BW art. 1345; BW art. 1374; NBW art. 6.5.3.11; Rv (oud) art. 59 lid 1 onder 3°; RO art. 99 lid 1 onder 2°
Essentie
Overeenkomst tussen bank en kredietbemiddelaar, bevattende een provisieregeling en een boetebeding. Gebondenheid van bank aan die provisieregeling; matiging van het boetebeding? Onvoorziene omstandigheid?
Samenvatting
1
Het Hof heeft, ervan uitgaande dat de nadere provisieregeling in belangrijke mate van de oorspronkelijke overeenkomst afweek, naast de werking van de goede trouw in het algemeen, terecht mede onderzocht of er sprake was ‘van een onvoorziene omstandigheid, van dien aard dat Helder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mocht en mag verwachten’. Door aan te nemen dat de door NVB naar voren gebrachte omstandigheden niet de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.