NJ 1972, 278
HR, 10-03-1972: Vermeulen/Lekkerkerker (Vogelplaag)
HR 10-03-1972, ECLI:NL:HR:1972:AC1311, m.nt. G.J. Scholten (Vermeulen/Lekkerkerker (Vogelplaag),Kraaien en roeken)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 maart 1972
- Magistraten
Wiarda, Dubbink, De Meijere, Peters, Ras
- Zaaknummer
[1972-03-10/NJ_53650]
- Conclusie
A-G Van Oosten
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AC1311
- Roepnaam
Vermeulen/Lekkerkerker (Vogelplaag)
Kraaien en roeken
- JCDI
JCDI:ADS156896:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1972:AC1311, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑03‑1972
ECLI:NL:PHR:1972:AC1311, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑1972
- Wetingang
BW art. 625; BW art. 1401
Essentie
Onrechtmatige daad. Inbreuk op subjectief recht (hinder). Vraag of en in hoever krachtens Hinderwet werkende vergunning invloed heeft op de beoordeling van de aansprakelijkheid ex art. 1401 BW van degene die overeenkomstig de hem verleende vergunning handelt, doch daarbij schade of hinder toebrengt aan derden.
Samenvatting
De vraag of de hinder, die iemand door de gedragingen van een ander in het genot van de eigendom van een onroerende zaak kan ondervinden, als inbreuk op zijn eigendomsrecht kan worden beschouwd, hangt af van de ernst van die hinder en de omstandigheden waaronder deze plaats vindt.
Geval waarin de rechter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.