Hof Amsterdam, 09-07-2004, nr. 21-001043-04
ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ0382
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
09-07-2004
- Zaaknummer
21-001043-04
- LJN
AQ0382
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2004:AQ0382, Uitspraak, Hof Amsterdam, 09‑07‑2004; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2004:AO2699
- Wetingang
- Vindplaatsen
VR 2005, 89
Uitspraak 09‑07‑2004
Inhoudsindicatie
Verdachte is op 16 augustus 2003, nadat hij een aantal glazen bier had gedronken, met zijn auto naar het benzinestation te Amersfoort gegaan met het vooropgezette doel om te tanken zonder te betalen. Vrijwel meteen nadat verdachte de auto had gestart hoorde hij een klap en zag hij een man, gekleed in een geel t-shirt, op zijn motorkap zitten. Dit bleek een werknemer van het benzinestation te zijn, hetgeen verdachte zich toen heeft gerealiseerd. Verdachte heeft vervolgens gas gegeven om snelheid te maken met zijn auto. Gezien is dat verdachte een zeer scherpe bocht naar rechts maakte, het slachtoffer zich niet meer kon vasthouden en links naast de auto van verdachte is gevallen. Een ruitenwisser is bij deze actie afgebroken. Het slachtoffer is daarbij met zijn hoofd op de grond terecht gekomen. Als gevolg van het daarbij opgelopen (hersen)letsel, is hij na enkele dagen overleden.
Parketnummer: 21-001043-04
Uitspraak dd.: 9 juli 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Utrecht van 30 januari 2004 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 juni 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat het nooit zijn bedoeling is geweest om het slachtoffer te doden. Namens verdachte is –kort gezegd- bepleit dat hij van het eerste feit moet worden vrijgesproken, omdat zijn opzet op de dood van het slachtoffer ontbrak.
Het hof gaat voor de beoordeling van dit verweer uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is op 16 augustus 2003, nadat hij een aantal glazen bier had gedronken, met zijn auto naar het benzinestation te Amersfoort gegaan met het vooropgezette doel om te tanken zonder te betalen. Hij heeft daartoe een –met het oog op een snelle vlucht geschikte- pomp uitgezocht, heeft de benzinetank gevuld en is vervolgens, zonder te betalen, in zijn auto gestapt om weg te rijden.
Vrijwel meteen nadat verdachte de auto had gestart hoorde hij een klap en zag hij een man, gekleed in een geel t-shirt, op zijn motorkap zitten. Dit bleek een werknemer van het benzinestation te zijn, hetgeen verdachte zich toen heeft gerealiseerd. Verdachte heeft vervolgens gas gegeven om snelheid te maken met zijn auto. Volgens zijn eigen verklaring wilde hij de man van de motorkap af hebben. Hij heeft daartoe een aantal keren geremd en heeft met de auto geslingerd. Desgevraagd heeft hij aangegeven dat hij zo heeft gehandeld –in plaats van te stoppen en de man van de auto te laten stappen- omdat hij bang was dat hij klappen zou krijgen als hij zou stoppen.
Door diverse getuigen is gezien dat het slachtoffer zich op de motorkap bevond, is gehoord dat verdachte met piepende banden optrok, is waargenomen dat verdachte zijn snelheid afwisselend verhoogde en verminderde en is gezien dat verdachte hevig met zijn voertuig slingerde. Eén getuige heeft nog sterk moeten remmen om een botsing met het voertuig van verdachte te voorkomen. Het slachtoffer heeft kennelijk gepoogd een val te voorkomen door zich vast te houden aan de ruitenwissers. Gezien is dat verdachte een zeer scherpe bocht naar rechts maakte, het slachtoffer zich niet meer kon vasthouden en links naast de auto van verdachte is gevallen. Een ruitenwisser is bij deze actie afgebroken. Het slachtoffer is daarbij met zijn hoofd op de grond terecht gekomen. Als gevolg van het daarbij opgelopen (hersen)letsel, is hij na enkele dagen overleden.
Nadat het slachtoffer van de auto is geraakt is verdachte met verhoogde snelheid weggereden, zonder zich nog om het slachtoffer te bekommeren.
Het hof gaat ervan uit dat verdachte bij zijn handelen niet de intentie, de bedoeling (het rechtstreekse opzet) heeft gehad om het slachtoffer te doden. Het hof is echter van oordeel dat verdachte door zijn wijze van handelen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelwijze zou komen te overlijden.
Uit het door het NFI verrichte onderzoek naar de snelheid van de auto aan de hand van videobeelden komt naar voren dat de snelheid waarmee verdachte vermoedelijk heeft gereden voordat het slachtoffer van de motorkap is gevallen, niet hoger is dan 46 km.
Namens verdachte is aangevoerd dat bij een aanrijding tussen een auto en een voetganger met een relatief lage snelheid, de kans op een dodelijke afloop niet aanmerkelijk is, zodat er geen sprake kan zijn van voorwaardelijk opzet. Naar het oordeel van het hof gaat deze vergelijking echter mank. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het hier niet gaat om een 'normale' verkeerssituatie waarin een (ernstig) ongeval plaatsvindt waarbij een auto en een kwetsbare verkeersdeelnemer zijn betrokken, maar om een door verdachte doelbewust verrichte handeling om het slachtoffer van de motorkap af te krijgen. Verdachte wilde het slachtoffer bewust van de auto afhebben en heeft dit gedaan door slingerend te rijden en afwisselend te remmen en op te trekken. Dat daarbij van een objectief bezien hoge snelheid geen sprake was, doet naar het oordeel van het hof niet zo ter zake. Naar algemene ervaringsregels valt namelijk te voorzien dat iemand die zich op de motorkap van een rijdende auto bevindt en die daarvan, zonder dat deze daar zelf enige controle over heeft, onverhoeds wordt afgeslingerd, zodanig op de grond terechtkomt dat hij als gevolg daarvan zou kunnen komen te overlijden. Ook verdachte moet zich van dit risico bewust zijn geweest.
Door de hiervoor omschreven wijze van handelen heeft verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen dat het slachtoffer zodanig van de motorkap zou vallen dat hij als gevolg van de bij die val opgelopen letsels zou komen te overlijden. Het enkele feit dat verdachte zegt er niet bij te hebben nagedacht dat dit zou kunnen gebeuren, staat aan het aanvaarden van de hiervoor genoemde kans niet in de weg. Verdachte heeft aangegeven dat hij maar aan één ding dacht en dat was dat hij moest wegkomen, omdat hij bang was dat hij anders klappen zou krijgen. Uit de hiervoor omschreven wijze van handelen van verdachte kan bezwaarlijk anders volgen dan dat hij zich daarbij niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen van zijn gedragingen voor het slachtoffer.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte door zijn wijze van handelen, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelwijze zou komen te overlijden. Opzet in voorwaardelijke zin, gericht op de dood van het slachtoffer, kan dan ook worden bewezen.
Het hof acht echter de strafverzwarende omstandigheid niet bewezen. Weliswaar is de bewezenverklaarde doodslag voorafgegaan van de diefstal van benzine, maar naar het oordeel van het hof is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte de doodslag heeft gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het gestolene te verzekeren. Verdachte wordt van deze strafverzwarende omstandigheid vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
Het hof acht niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan. De tenlastegelegde feiten 1 en 2 hebben in wezen betrekking op hetzelfde feitencomplex, ze zijn gebaseerd op dezelfde gedragingen. Het essentiële verschil tussen het aan verdachte gemaakte verwijt zit echter in de mate van het schuldverwijt dat verdachte met betrekking tot die gedragingen wordt gemaakt: in feit 1 is tenlastegelegd dat met opzet is gehandeld, in feit 2 is tenlastegelegd dat het feit aan de grove schuld van verdachte is te wijten. Nu het hof voor wat betreft feit 1 komt tot een bewezenverklaring, ook van het daarvoor vereiste opzet, kan niet voor dezelfde feitelijke gedragingen tegelijkertijd worden bewezenverklaard dat de handelingen tevens aan de schuld van verdachte zijn te wijten. In het onderhavige geval sluit het opzettelijk verrichten van die gedraging uit dat met betrekking tot diezelfde gedraging verdachte (slechts) tevens grove schuld kan worden verweten. Aangezien het alcoholgebruik in het 2e feit slechts als strafverzwarende omstandigheid is tenlastegelegd, heeft dit geen zelfstandige betekenis.
Verdachte dient derhalve van feit 2 te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 3 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Doodslag.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een zelfde straf als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Daarbij wordt allereerst in aanmerking genomen dat verdachte ter zake van feit 2 wordt vrijgesproken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden- dat verdachte na het drinken van bier het café heeft verlaten om met zijn auto te gaan tanken zonder daarvoor te betalen. Na het tanken is verdachte, zonder zich te bekommeren om de medewerker van het tankstation die op de motorkap van zijn auto was gesprongen, weggereden zoals eerder omschreven. Het hof tilt zwaar aan het feit dat verdachte zijn eigen welzijn (verdachte was bang voor klappen) heeft laten prevaleren. Voor de nabestaanden zal deze zinloze daad niet te bevatten zijn.
De onder 1 bewezenverklaarde gedragingen hebben laat in de middag plaatsgevonden op een drukbezocht tankstation langs de snelweg. Veel mensen hebben het handelen van verdachte gezien en zijn met de gevolgen daarvan geconfronteerd. Voor hen moet dit een schokkende ervaring zijn geweest.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaak, vermeld op de dagvaarding in eerste aanleg.
Verdachte heeft bekend dat feit te hebben begaan.
Op het door verdachte gepleegde kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van geruime duur.
Daarnaast vindt het hof een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van geruime duur op zijn plaats, aangezien verdachte het onder 1 telastegelegde feit heeft gepleegd met een motorrijtuig dat hij ten tijde van het feit bestuurde.
Over verdachte is gerapporteerd door drs. H.A. Gerritsen, psychiater en mr drs. R.A. Sterk, psycholoog. Zij komen tot de conclusie dat de telastegelegde feiten – indien bewezen – hem volledig kunnen worden toegerekend.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, de Volkswagen Jetta, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 en 3 telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) jaren.
de in beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
VW Jetta, kleur wit, kenteken [nummer].
Gelast de teruggave aan Shell Benzinestation BV De Slaag van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
videoband.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
mobiele telefoon, merk Ericsson, kleur blauw
1 briefpost, brief politie Gooi en Vechtstreek 02-086207
1 kaart Golden Tiger spaarkaart Esso
1 briefpost, Sphinx debiteurenbeheer schuldbrief voor 13-5-02
1 briefpost, tekst schulden met aantal namen en bedragen
1 papier, uit agenda tekst schuld en lopende schuld, namen en bedragen.
5 papier, opschrift Pony Pack verpakking voor harddrugs open gevouwen vierkante papiertjes
2 papier, open gevouwen papier met vouwen van envelopvorm als zijnde verpakkingen welke worden gebruikt bij verpakking van harddrugs
1 papier, Snow Seal = verpakking voor harddrugs meestal cocaïne
1 basepijp, grijs, deel doorzichtig en kop is rood voor roken harddrugs.
Aldus gewezen door
mr Barels, voorzitter,
mrs Dee en Nunnikhoven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Schellekens, griffier,
en op 9 juli 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Dee is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.