Hof Amsterdam (OK), 06-07-2006, nr. 586/2006OK
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY0520
- Instantie
Hof Amsterdam (OK)
- Datum
06-07-2006
- Zaaknummer
586/2006OK
- LJN
AY0520
- Roepnaam
TCA
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY0520, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑07‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA1082, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:BA1082
- Wetingang
- Vindplaatsen
JRV 2006, 635
JIN 2006/338
Uitspraak 06‑07‑2006
Inhoudsindicatie
De Ondernemingskamer heeft op 6 juli 2006 uitspraak gedaan in de zaak rond het beleid en de gang van zaken van Taxi Centrale Amsterdam B.V. (TCA). Deze procedure is aangespannen door 229 certificaathouders van TCA. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat sprake is van wanbeleid bij TCA. In het belang van het herstel van juiste verhoudingen tussen TCA en degenen die bij haar zijn betrokken, heeft de Ondernemingskamer een aantal voorzieningen getroffen, waaronder: (i) het ontslag met onmiddellijke ingang van H.J. Grijpink als bestuurder van TCA, (ii) de benoeming - vooralsnog voor de duur van 6 maanden - van W.R. Küh RA tot bestuurder van TCA, (iii) de overdracht ten titel van beheer aan een nader aan te wijzen persoon van alle aandelen die Stichting Administratiekantoor Taxicentrale Amsterdam houdt in TCA, en (iv) de vernietiging van besluiten van (het bestuur van) TCA tot het aangaan van een aantal managementovereenkomsten.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING van 6 juli 2006 in de zaak met rekestnummer 586/2006OK van
1. J.C. WISMAN,
wonende te Alkmaar,
2. M. OCHAN
wonende te Amsterdam,
3. A. KRANENBUNT,
wonende te Diemen,
4. M.C. NAGELKERKEN,
wonende te Amsterdam,
5. H. ZOLL,
wonende te Purmerend,
6. J.J. MANNI,
wonende te Amstelveen,
7. A. KLARENBEEK,
wonende te Diemen,
8. H.C. TIMMER,
wonende te Amsterdam,
9. E. STAM,
wonende te Almere,
10. W.H.G. MENS SR,
wonende te Amsterdam,
11. J.C. HOOGENDIJK,
wonende te Amsterdam,
12. S. METMOPST,
wonende te Amsterdam,
13. T.H. MOLENWIJK,
wonende te Almere,
14. J. JANSEN-BOMMEL,
wonende te Amsterdam,
15. J. BODIE,
wonende te Amsterdam,
16. S.A. KUIPERS,
wonende te Amsterdam,
17. H. PARMESSAR,
wonende te Amsterdam,
18. W.L.P. JORIS,
wonende te Amsterdam,
19. P.M. Th. KUIN,
wonende te Amsterdam,
20. K.N. VAN DE BROEK,
wonende te Amsterdam,
21. J. VAN DER VEEN,
wonende te Amsterdam,
22. P.F.J. DE MEERE,
wonende te Almere,
23. M. HIESELAAR,
wonende te Diemen,
24. M. WILLEMSE,
wonende te Amsterdam,
25. W.H. MELGERS,
wonende te Pingjum,
26. O. BROUWER,
wonende te Zaandam,
27. J. GERRISSEN,
wonende te Purmerend,
28. R.C. ZANT,
wonende te Amsterdam,
29. VAN DER KOFT,
wonende te Alkmaar,
30. O. VAN DER GENUGTEN,
wonende te Amsterdam,
31. M.M. BAKKER-WILLEM,
wonende te Amsterdam,
32. C. HOVINGA,
wonende te Amsterdam,
33. ZUIDERHOEK,
wonende te Amsterdam,
34. ATIF ISCHAM,
wonende te Amsterdam,
35. J. BUURMAN,
wonende te Amsterdam,
36. L. MAKKUS,
wonende te Amsterdam,
37. F.T. VAN ANDEL,
wonende te Diemen,
38. I.L. DEN OS,
wonende te Sellingen,
39. M.R. FOKKER,
wonende te Amsterdam,
40. D. VAN DER WIJK,
wonende te Amsterdam,
41. R.F. HAIGHTON,
wonende te Amsterdam,
42. TAXI BEDRIJF B.V.,
gevestigd te Purmerend,
43. H. HOL,
wonende te Hoorn,
44. R.K.J. BOS,
wonende te Almere,
45. A.M. KUIPERS,
wonende te Zaandijk,
46. M.F. HAGELSE,
wonende te Amsterdam,
47. R. RIETVELS,
wonende te Purmerend,
48. C.V. AMSTEL,
gevestigd te Zaandam,
49. S. BOZAG,
wonende te Amsterdam,
50. DEUN,
wonende te Koog aan de Zaan,
51. S.W. DEUN,
wonende te Koog aan de Zaan,
52. R. DE LIEFDE,
wonende te Landsmeer,
53. H.V. ASSELT,
wonende te Nieuw-Vennep,
54. J.W. VAN EIF,
wonende te Amsterdam,
55. E. JAGERMAN,
wonende te Amsterdam,
56. MARX,
wonende te Amstelveen,
57. P.V. HOUTEN,
wonende te Amsterdam,
58. A. CROESE,
wonende te Amsterdam,
59. R. DINGELHOFF,
wonende te Amsterdam,
60. P. TIMMEL,
wonende te Weesp,
61. ROELFSEMA,
wonende te Almere,
62. H.V. KREVELEN,
wonende te Amsterdam,
63. L.M. WIJSMAN,
wonende te Almere,
64. T. VAN DER MEULEN,
wonende te Amsterdam,
65. PRINS,
wonende te Almere,
66. C.J.A. MINNES,
wonende te Amsterdam,
67. EDELENBOS,
wonende te Amsterdam,
68. H.J. EDELENBOS,
wonende te Amsterdam,
69. G. METHORST,
wonende te Amsterdam,
70. J.W. HAZEWINDUS,
wonende te Amsterdam,
71. M. SARI,
wonende te Amsterdam,
72. L.A. SCHUITEN,
wonende te Almere,
73. D.K.J. KROESE,
wonende te Almere,
74. C. BOSCH,
wonende te Purmerend,
75. ROOF,
wonende te Amsterdam,
76. M.R. KALLAN,
wonende te Diemen,
77. H.P. REALVINK,
wonende te Amsterdam,
78. A. ADDI,
wonende te Amsterdam,
79. E. DIEPGROND,
wonende te Almere,
80. M.J. BAKKTAS,
wonende te Amsterdam,
81. R. VAN DE LINDE,
wonende te Amsterdam,
82. L.J.T. STRIJK,
wonende te Amsterdam,
83. H. HOEKMAN,
wonende te Amsterdam,
84. OUDEBOON,
wonende te Amsterdam,
85. M.G. GROEST,
wonende te Purmerend,
86. M.C. RAVENSWAAY,
wonende te Amsterdam,
87. R.C.M. KOMPONMAN,
wonende te Almere,
88. R. THIEL,
wonende te Amsterdam,
89. A.W. KALLMAN,
wonende te Amsterdam,
90. MOL,
wonende te Amsterdam,
91. M. HENDRIKS,
wonende te Amsterdam,
92. A. KADIER,
wonende te Amsterdam,
93. C.F. ALDENDORF,
wonende te Lelystad,
94. Z. DALDAL,
wonende te Amsterdam,
95. A.R. POLDERVAART,
wonende te Amsterdam,
96. I.H. PLIEGER,
wonende te Amsterdam,
97. T.H.G. WIENHOLDS,
wonende te Almere,
98. F. VAN DE ASSEM,
wonende te Zwanenburg,
99. M.T.R. KOUWENBURG,
wonende te Almere,
100. M.T.R. KOUWENBURG,
wonende te Almere,
101. TIENEL,
wonende te Amsterdam,
102. C. MEESTER,
wonende te Lelystad,
103. B. VISSER,
wonende te Amsterdam,
104. P. ALTELAAR,
wonende te Amsterdam,
105. A. NOORDHOF,
wonende te Everdingen,
106. M.A. VAN BRITSOM,
wonende te Amsterdam,
107. M. HAMMON,
wonende te Amsterdam,
108. HENRY,
wonende te Amsterdam,
109. WOLLAERT,
wonende te Amsterdam,
110. L.H. HARDONK,
wonende te Amsterdam,
111. M. KRISTAL,
wonende te Amsterdam,
112. P. POOI,
wonende te Amsterdam,
113. B.V. VAN DER MEIJDEN,
gevestigd te Amsterdam,
114. S. ARNHEN,
wonende te Amsterdam,
115. A.J. LALOLI,
wonende te Amsterdam,
116. R.G. ALIEE,
wonende te Duivendrecht,
117. J. POST,
wonende te Almere,
118. P.M. GERRITSMA,
wonende te Amsterdam,
119. R.T. BISSCHOP,
wonende te Almere,
120. B.W.A. BISSCHOP,
wonende te Almere,
121. H.A. KRUIS,
wonende te Diemen,
122. MENS,
wonende te Amsterdam,
123. H.H. DURING,
wonende te Amsterdam,
124. P.H.H. EMMEN,
wonende te Almere,
125. SIBBE-BULT,
wonende te Volendam,
126. R. WIJNBERG,
wonende te Amsterdam,
127. A.D.J. MIDDENDORP,
wonende te Amsterdam,
128. F. SARTON,
wonende te Amsterdam,
129. J. DE IRE,
wonende te Amsterdam,
130. F.M. KERSBERGEN,
wonende te Duivendrecht,
131. D.J. VAN IMMERSEEL,
wonende te Amsterdam,
132. T.H. NANNE,
wonende te Amsterdam,
133. M.A.J. OLIESLAGERS,
wonende te Badhoevedorp,
134. B. VOGELS,
wonende te Amsterdam,
135. S. LAURILES,
wonende te Amsterdam,
136. G. VAN RAVENZWAAY,
wonende te Almere
137. G. VAN RAVENZWAAY,
wonende te Almere,
138 R. VAN KOLLEM,
wonende te Amsterdam,
139. H. LAKERVELD,
wonende te Diemen,
140. GAFFAR,
wonende te Amsterdam,
141. S. KARAMI,
wonende te Amsterdam
142. P. VAN DE LINDEN,
wonende te Amsterdam
143. J.J. TEILERS,
wonende te Amsterdam
144. DE OUDE,
wonende te Amsterdam
145. W. GOEDKOOG,
wonende te Amsterdam
146. H. ROEPER,
wonende te Purmerend,
147. LAKERVELD,
wonende te Almere,
148. M. AYTEKIN,
wonende te Amsterdam,
149. K. VENGER,
wonende te Amsterdam,
150. G. GULIEN,
wonende te Amsterdam,
151. A.R. OOSTERHUIS,
wonende te Amsterdam,
152. JERRY ATELAAR,
wonende te Amsterdam,
153. TIMMERMAN,
wonende te Amsterdam,
154. M. SCHRODER,
wonende te Amsterdam,
155. G. KOOIJ,
wonende te Purmerend,
156. G.J. VERWEIJ,
wonende te Amsterdam,
157. N. SONTAG,
wonende te Vijfhuizen,
158. S. DE WAAL,
wonende te Amsterdam,
159. G. GAAVLANDT,
wonende te Almere,
160. DE VRIES,
wonende te Amsterdam,
161. V. SAGAR,
wonende te Amsterdam,
162. U. CULHAC,
wonende te Hoofddorp,
163. T.O. WUYLS,
wonende te Amsterdam,
164. R. DE VRIES,
wonende te Amsterdam,
165. R. VERHOEF,
wonende te Amsterdam,
166. R.A. VAN EGMOND,
wonende te Heerhugowaard,
167. R. DE VOS,
wonende te De Bilt,
168. P.C. VAN KAMPEN,
wonende te Almere,
169. M. OVERING,
wonende te Amsterdam,
170. O.M. HENNEMAN,
wonende te Zandvoort,
171. P. DE RUITER,
wonende te Amstelveen
172. J.P. DE VRIES,
wonende te Almere,
173. R. BELMER,
wonende te Almere,
174. R.M.A. GAFFAR,
wonende te Amsterdam,
175 L. VAN VELZEN,
wonende te Amsterdam,
176. F. DE GOEDE,
wonende te Zwanenburg,
177. L. KANT-KRUIS,
wonende te Hoorn,
178. H. BERGER,
wonende te Amsterdam,
179. J.M DE NOBEL,
wonende te Amsterdam,
180. F.A. HEIN,
wonende te Amsterdam,
181. H.F. VAN LIESHOUT,
wonende te Purmerend,
182. J.P. HOORN,
wonende te Amsterdam,
183. C. BAADOUCI,
wonende te Amsterdam,
184. R. OLIJ,
wonende te Assendelft,
185. V. KAYADIB,
wonende te Amsterdam,
186. J. HOLSCHER,
wonende te Wirdum,
187. E. VAN KUIK,
wonende te Amstelveen,
188. H. NABARRO,
wonende te Amstelveen,
189. P.J. STREELDER,
wonende te Putten,
190. W.A. HONDEVELDT,
wonende te Amsterdam,
191. D. JACOBS,
wonende te Amsterdam,
192. AIB BEN,
wonende te Amsterdam,
193. P.H. WILLEMSE,
wonende te Amsterdam,
194. S.A. DELDAR,
wonende te Amsterdam,
195. SOENASTO,
wonende te Amsterdam,
196. A. DE GRAAUW,
wonende te Almere,
197. J.H. DE GRAAUW,
wonende te Amsterdam,
198. SIKKING,
wonende te Kortenhoef,
199. D.J.J. POUT,
wonende te Amsterdam,
200. L. VAN DER WOERT,
wonende te Amsterdam,
201. C. PIEARD,
wonende te Purmerend,
202. A.A. KAPELLEN,
wonende te Almere,
203. J. FORREN,
wonende te Amsterdam,
204. P. MARTENS,
wonende te Amsterdam,
205. A.M. BALVERS,
wonende te Amsterdam,
206. J.G. HUSSEM,
wonende te Almere,
207. R. WIP,
wonende te Amsterdam,
208. E. PASTOR,
wonende te Amsterdam,
209. R. NIERAP,
wonende te Amsterdam,
210. R. VAN LEMMEREN,
wonende te Amsterdam,
211. SPORN,
wonende te Amsterdam,
212. A.G. HALSEMA,
wonende te Amsterdam,
213. C.H.J. STROEVEN,
wonende te Amsterdam,
214. MEIJERS,
wonende te Amsterdam,
215. B. BOZOVIE,
wonende te Amsterdam,
216. I. MESIER,
wonende te Amsterdam,
217. R.H. OTTERMANN,
wonende te Amsterdam,
218. F. SNABILIE,
wonende te Amsterdam,
219. A.A.C. BINS,
wonende te Almere,
220. P.J.C. RUIJGROK,
wonende te Amsterdam,
221. J.G. PLOMP,
wonende te Amsterdam,
222. J.J. PAS,
wonende te Amsterdam,
223. W.E. VAN KUYK,
wonende te Amsterdam,
224. J.J. BREEN,
wonende te Amsterdam,
225. A. GORTER,
wonende te Amsterdam,
226. M. LANGEREIS,
wonende te Amsterdam,
227. D.J. VAN SEBEN,
wonende te Almere,
228. R. GUITONEAU,
wonende te Amsterdam,
229. C. HIRSCHMAN,
wonende te Amsterdam,
VERZOEKERS,
advocaat: MR. L.F. JAGTENBERG,
procureur: MR. I.M.C.A. REINDERS FOLMER,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAXI CENTRALE AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaten: MR. F. KEMP, MR. H. VAN SCHUPPEN, MR. R.A. OSKAMP en MR. L. MANNHEIMS
procureur: MR. F. KEMP,
e n t e g e n
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR TAXICENTRALE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
2. HENDRICUS JOSEPHUS GRIJPINK,
wonende te Monnikendam,
3. JOHANNES FRANCISCUS MARIA JANMAAT,
wonende te Duivendrecht,
4. GERARD VAN GELDEREN,
wonende te Amsterdam,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: MR. F. KEMP, MR. H. VAN SCHUPPEN, MR. R.A. OSKAMP en MR. E.A.M. MANNHEIMS
procureur: MR. F. KEMP,
e n t e g e n
5. M. COSKUN EN 536 ANDERE HOUDERS VAN CERTIFICATEN VAN AANDELEN IN TAXI CENTRALE AMSTERDAM B.V.,
6. ENTHOVEN EN 161 ANDERE CHAUFFEURS VERBONDEN AAN TAXI CENTRALE AMSTERDAM B.V.,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat en procureur: MR. J.J.O. ZANDT.
1. Verloop van het geding
1.1 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar eerdere beschikkingen van 2 juni 2005, 19 december 2005, 8 maart 2006 en 3 april 2006 in de zaak met rekestnummer 424/2005 OK.
1.2 Bij de beschikking van 2 juni 2005 heeft de Ondernemingskamer - voorzover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Taxi Centrale Amsterdam B.V. (hierna de vennootschap te noemen), in het bijzonder vanaf 1 mei 2000 alsmede daarvoor indien de onderzoekers zulks geboden achten, en mr. C.N. Peijster te Amsterdam en dr. mr. C.J. Nyqvist te Utrecht tot onderzoekers benoemd.
1.3 Het verslag van mr. Peijster en dr. mr. Nyqvist (hierna gezamenlijk de onderzoekers te noemen) is op 3 april 2006 ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd. Bij de beschikking van eveneens 3 april 2006 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag te griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor een ieder.
1.4 Verzoekers hebben bij op 13 april 2006 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met één productie de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven -
1) vast te stellen dat sprake is van wanbeleid van de vennootschap;
2) de bestuurder van de vennootschap, H.J. Grijpink (hierna Grijpink te noemen), te ontslaan, althans te schorsen;
3) een tijdelijke bestuurder te benoemen voor een periode van zes maanden of zolang als nodig is om orde op zaken te stellen;
4) te bepalen dat aan de door de Ondernemingskamer te benoemen bestuurder het stemrecht op de aandelen in de vennootschap toekomt dan wel dat deze aandelen worden overgedragen ten titel van beheer aan een onpartijdige, terzake kundige en objectieve derde, zulks zolang de Stichting Administratiekantoor Taxicentrale Amsterdam (hierna Stichting AK te noemen) niet een onafhankelijk bestuur heeft met statutaire waarborgen tegen belangenverstrengeling en voor een juiste uitoefening van de bevoegdheden van het bestuur in het belang van de certificaathouders en van de vennootschap;
5) te schorsen of te vernietigen de besluiten van de vennootschap om een overeenkomst aan te gaan en betalingen te doen voor de diensten van (de besloten vennootschappen van) G. van Gelderen (hierna Van Gelderen te noemen), (de besloten vennootschappen van) J.F.M. Janmaat (hierna Janmaat te noemen) en C. van der Poel (hierna Van der Poel te noemen), handelende onder de naam S.T.A.P, althans de door de Ondernemingskamer te benoemen bestuurder op te dragen om deze en andere voor vernietiging in aanmerking komende besluiten te vernietigen;
6) de vennootschap te veroordelen in de kosten van het geding.
1.5 De vennootschap en de onder 1 tot en met 4 vermelde belanghebbenden hebben bij op 1 juni 2006 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen gezamenlijk verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht verzoekers niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, dan wel het verzoek op alle onderdelen af te wijzen en verzoekers te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van het onderzoek.
1.6 De onder 5 en 6 vermelde belanghebbenden hebben bij op 31 mei 2006 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met twee producties de Ondernemingskamer verzocht de door verzoekers gevraagde voorzieningen af te wijzen, althans daarvoor in de plaats minder verstrekkende voorzieningen te treffen die het functioneren van de huidige leidinggevenden van de vennootschap niet in gevaar brengen en verzoekers te gelasten hun activiteiten waarmee schade aan de reputatie van de vennootschap wordt aangebracht, te staken.
1.7 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 15 juni 2006, alwaar de advocaten de standpunten van partijen nader hebben toegelicht aan de hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde pleitnotities en wat mr. Jagtenberg, mr. Van Schuppen, mr. Oskamp en mr. Zandt betreft onder overlegging van een aantal - op voorhand aan de Ondernemingskamer en aan de advocaten van de andere partijen gezonden - nadere producties.
2. De vaststaande feiten
Voor de vaststaande feiten verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikking van 2 juni 2005.
3. De gronden van de beslissing
3.1 De advocaat van de belanghebbenden onder 5 en 6 heeft ter terechtzitting gesteld dat verzoekers niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun verzoek. Hij heeft daartoe aangevoerd dat - kort samengevat - het thans voorliggende verzoekschrift vergezeld gaat van dezelfde lijst van certificaathouders als was gevoegd bij het verzoekschrift dat leidde tot de beschikking van de Ondernemingskamer van 2 juni 2005 en dat niet duidelijk is of deze 229 verzoekers wel opdracht hebben gegeven tot het onderhavige verzoek, te minder nu er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de vraagstelling die heeft geleid tot de handtekeningenlijst van verzoekers waarschijnlijk niet is toegespitst op de thans gevraagde voorzieningen en misschien zelfs niet op het in het hiervoor bedoelde verzoekschrift waarin om een onderzoek werd gevraagd. Subsidiair heeft de advocaat van de bedoelde belanghebbenden gesteld dat verzoekers niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun verzoek op de grond dat, zo hij stelt, duidelijk is dat de handtekeningen van verzoekers zijn verzameld voor een andere procedure, te weten voor de indiening van meerbedoeld verzoekschrift leidend tot de beschikking van de Ondernemingskamer van 2 juni 2005, en meer subsidiair dat, voorzover de handtekeningenlijst ook zou kunnen worden gebruikt in de onderhavige procedure, eerst dient te komen vaststaan of van de 229 op de lijst voorkomende certificaathouders inmiddels niet zo velen niet meer certificaathouder van de vennootschap zijn dat het voor het indienen van het verzoekschrift benodigde gedeelte van het geplaatste kapitaal van de vennootschap niet meer wordt gehaald.
3.2 De advocaat van verzoekers heeft ter terechtzitting verklaard dat zij het thans voorliggende verzoek heeft ingediend namens de bij het verzoekschrift gevoegde lijst van 229 houders van certificaten van aandelen in de vennootschap, van wie enkele tientallen meer dan één certificaat houden. De in 3.1 weergegeven verweren van de aldaar bedoelde belanghebbenden stuiten af op deze verklaring van de advocaat van verzoekers en kunnen dus niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van verzoekers. Met de lijst en die verklaring is immers genoegzaam aangetoond dat het verzoek is ingediend door een groep van certificaathouders die meer dan 10% van de certificaten van de 1935 geplaatste aandelen in de vennootschap uitmaakt. Bovendien geldt dat het hier bedoelde, eerst bij gelegenheid van de pleidooien naar voren gebrachte verweer slechts berust op (veronder)stellingen die verder niet van enige (nadere) feitelijke grondslag zijn voorzien.
3.3 Verzoekers hebben aan hun verzoeken ten grondslag gelegd dat naar zij stellen uit het onderzoeksrapport blijkt dat
(i) er geen duidelijkheid kan worden gegeven over de inkomsten en de uitgaven van het spaarfonds en dat de vennootschap heeft geweigerd de bankafschriften te verstrekken zodat de wel opgegeven betalingen niet kunnen worden geverifieerd;
(ii) er geen inzage is verschaft in de ritverdeling;
(iii) er geen behoorlijk register van certificaathouders is;
(iv) de oorspronkelijke "checks and balances" zijn verwijderd ten nadele van de taxiondernemers-certificaathouders;
(v) de juridische structuur disfunctioneert;
(vi) er sprake is van een ongezonde situatie;
(vii) er sprake is van belangenverstrengeling en waarborgen op dat vlak ontbreken;
(viii) er sprake is van gedwongen winkelnering;
(ix) de juridische kosten in de strafzaken van de Grijpink, Van Gelderen en Janmaat deels en tot in ieder geval een bedrag van € 162.000 zijn betaald door de vennootschap.
Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat in meer dan voldoende mate is komen vast te staan dat er sprake is van wanbeleid van de vennootschap, althans dat er sprake is geweest van strijd met de elementaire beginselen van behoorlijk ondernemerschap. Verzoekers hebben voorts te kennen gegeven geen enkel vertrouwen te hebben in de huidige bestuurders en het volkomen onverantwoord te vinden om drie bestuurders via hoge consultancy fees in te huren voor een personeelsbestand van slechts 46 medewerkers. Ten slotte hebben verzoekers gesteld dat het door hen gestelde wanbeleid volkomen op rekening van Grijpink, Janmaat en Van Gelderen kan worden geschreven.
3.4 Uit het verslag van de onderzoekers ontleent de Ondernemingskamer het volgende, kort en zakelijk weergegeven, omtrent de ontstaansgeschiedenis van de vennootschap. Voordat de vennootschap was opgericht werd er voor de taxiondernemers in Amsterdam (en omstreken) een taxicentrale in stand gehouden door de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Centraal Bureau voor Taxi's (hierna CBvT te noemen). In de fase onmiddellijk voorafgaand aan de oprichting van de vennootschap was het CBvT een vereniging met slechts twee leden, te weten de Vereniging van Ondernemers in het Taxibedrijf (hierna de VVOT te noemen) en de Vereniging Zelfstandige Taxi-Exploitanten (hierna de VZTE te noemen). De VVOT was een vereniging van (rechts)personen die houder waren van (een) taxivergunning(en) voor twee of meer taxi's (zogenaamde ondernemers) en de VZTE was een vereniging van (rechts)personen die houder waren van een taxivergunning voor één taxi (zogenaamde eigen rijders). Het bestuur van het CBvT bestond uit zeven leden, van wie twee benoemd door de VVOT, twee door de VZTE, twee door externe instanties (de gemeente Amsterdam en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam) en een door het bestuur zelf op een voordracht van een door het bestuur aan te wijzen organisatie die geacht kon worden de toeristenbranche van het bedrijfsleven in Amsterdam te vertegenwoordigen. Tussen de individuele leden van de VVOT en de VZTE enerzijds en het CBvT anderzijds werden zogenoemde samenwerkingsovereenkomsten gesloten, op basis van welke overeenkomsten de contracterende taxiondernemers tegen betaling van een jaarlijkse bijdrage gerechtigd waren het via bemiddeling van het CBvT door het publiek aangevraagde taxivervoer te verrichten.
3.5 Binnen het CBvT ontstond evenwel een voortdurende impasse die was terug te voeren op een grote rivaliteit tussen de twee leden van de vereniging CBvT, te weten VVOT en VZTE. Op initiatief van mr. E. Bos RA (hierna Bos te noemen) en de gemeente Amsterdam werd de oplossing daarvoor gevonden in de zogenoemde TCA-structuur. Deze structuur hield kort gezegd in dat de volledige onderneming alsmede alle overige activa en passiva van het CBvT zouden worden ingebracht in de nieuw op te richten Taxi Centrale Amsterdam B.V. De aandelen in deze vennootschap zouden worden gehouden door een administratiekantoor dat zonder medewerking van de vennootschap certificaten aan de individuele houders van de taxivergunningen zou uitgeven. De vennootschap zou alle activiteiten van het CBvT voortzetten en net als het CBvT voordien samenwerkingsovereenkomsten sluiten met de individuele houders van taxivergunningen teneinde de bestaande situatie zo veel mogelijk in stand te houden. De algemene ledenvergadering van het CBvT heeft op 20 december 1994 ingestemd met de nieuwe structuur van de Amsterdamse taxicentrale.
3.6 Op 21 april 1995 werd door W. van Klink Stichting AK opgericht. Het statutaire doel van de stichting luidde bij oprichting (en luidt thans nog altijd) als volgt:
1. De stichting heeft ten doel:
a. het tegen uitgifte van certificaten op naam verwerven van de gerechtigdheid tot aandelen in de te Amsterdam gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: "Taxicentrale Amsterdam B.V.", hierna ook te noemen: "de vennootschap", welke certificaten niet royeerbaar zullen zijn, tenzij de vergadering van certificaathouders hiertoe met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen besluit in een vergadering waarin het gehele uitstaande nominaal bedrag aan certificaten, is vertegenwoordigd;
b. het beheren, administreren en bewaren van de aandelen van de vennootschap en van aandelen die daarvoor van rechtswege in de plaats treden, alsmede het vaststellen van de voorwaarden waaronder dit geschiedt;
c. het innen van de op die aandelen te ontvangen uitkeringen en het doorgeven van die uitkeringen aan de houders van vorenbedoelde certificaten, met dien verstande, dat wanneer daarop aandelen worden uitgekeerd, uitsluitend overeenkomstige certificaten worden doorgegeven;
d. het uitoefenen van alle verdere aan die aandelen verbonden rechten, zoals het stemrecht, eventuele claimrechten en het waarnemen van de belangen van de houders van certificaten, één en ander met inachtneming van nadere in een akte van administratievoorwaarden vast te stellen bepalingen;
e. het verrichten van alle verdere handelingen, welke met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2. Elke bedrijfsuitoefening welke commercieel risico voor de stichting zou kunnen meebrengen, is uitgesloten.
3.7 Bij notariële akte van 27 april 1995 is door het CBvT de vennootschap opgericht. De vennootschap had - en heeft nog altijd - de volgende statutaire doelomschrijving:
De vennootschap heeft, zonder dat daarmee op welke wijze ook concurrentie wordt aangedaan aan de bij de vennootschap aangesloten ondernemingen, ten doel:
a. het in de ruimste zin verrichten van diensten ten behoeve van het personenvervoer, primair in de vervoersregio Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland en Meerlanden; onder bedoelde diensten wordt in ieder geval begrepen het exploiteren van een mobilofooncentrale en een telefooncentrale en wordt eventueel ook begrepen het ten behoeve van bij de vennootschap aangesloten taxiondernemingen exploiteren van bedrijfsvergunningen taxivervoer, zonder dat de vennootschap zelf als vervoerder optreedt;
b. het oprichten van -, het deelnemen in -, het zich op enigerlei wijze financieel interesseren bij -, het verstrekken van adviezen aan - en het voeren van bestuur en (interim)management over andere ondernemingen en vennootschappen met een soortgelijke of aanverwante doelstelling;
c. het (doen) financieren, ook door middel van het stellen van zekerheden, van andere ondernemingen en vennootschappen, met name van die waarmee de vennootschap in een groep is verbonden;
d. het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande, in de ruimste zin genomen, in verband staat of daartoe bevorderlijk kan zijn.
3.8 Bij de oprichting van de vennootschap op 27 april 1995 zijn haar aandelen geplaatst bij het CBvT. Op diezelfde dag zijn eveneens per notariële akte deze aandelen door het CBvT ten titel van beheer overgedragen aan Stichting AK. Stichting AK was - volgens de besluitvorming ter ledenvergadering van het CBvT van 20 december 1994 - gehouden tot uitgifte van met de aandelen corresponderende certificaten aan die taxiondernemers die beschikken over een bedrijfsvergunning taxivervoer, uitgegeven door het Openbaar Lichaam Taxivervoer Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland en Meerlanden, die een samenwerkingsovereenkomst met de vereniging hebben gesloten en die een samenwerkingsovereenkomst met de vennootschap zullen sluiten. De overdracht ter certificering geschiedde volgens voornoemde akte onder de volgende (administratie)voorwaarden:
Deze overdracht ten titel van beheer is geschied onder de volgende bepalingen:
1. het administratiekantoor zal voor de ten titel van beheer in eigendom overgedragen aandelen aan de vereniging een gelijk aantal certificaten verstrekken, genummerd op dezelfde wijze als de aandelen zijn genummerd, welke zullen worden geregeerd door zodanige bepalingen als zullen blijken uit de statuten en de administratie voorwaarden van de stichting.
2. de certificaathouder zal slechts rechten hebben tegen het administratiekantoor en nimmer tegen de vennootschap.
3. Deze overdracht geschiedt naar de staat waarin de aandelen zich onmiddellijk na oprichting van de vennootschap bevonden.
4. Voorzover ten tijde van de overdracht of overgang van de certificaten in de statuten der vennootschap bepalingen zijn opgenomen, zullen deze op een dergelijke overdracht of overgang van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat:
a. waar in de statuten van de vennootschap wordt gesproken van "aandelen", "aandeel" en "aandeelhouder(s)", daarvoor in de plaats wordt gelezen "certificaten", "certificaat" en "certificaathouder(s);
b. waar aldaar wordt gesproken over "de directie", daarvoor in de plaats wordt gelezen "het bestuur van de stichting."
3.9 Het bestuur van de vennootschap werd gevormd door een "directie" van ten minste twee bestuurders die door de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap (hierna AVA te noemen) werden benoemd en ook door de AVA te allen tijde weer konden worden geschorst en ontslagen. Tot bestuurder van de vennootschap waren volgens artikel 10 lid 1 van de statuten van de vennootschap van 27 april 2005 niet benoembaar:
(..) personen die op welke wijze ook, indirect of direct, belangen hebben bij of betrokken zijn bij één of meer van de bij de vennootschap aangesloten ondernemingen en/of bij welke andere vervoerder in de zin van de Wet Personenvervoer ook.
Bij oprichting werd W. van Klink tot bestuurder benoemd met de titel van algemeen directeur en werd voorts bepaald dat de ontbrekende bestuurder, met de titel van commercieel directeur, zo spoedig mogelijk zou worden benoemd.
3.10 Het bestuur van Stichting AK bestond evenals voorheen het bestuur van het CBvT uit zeven personen, van wie vier bestuursleden zogenoemde interne bestuursleden waren (taxiondernemers) en drie bestuursleden zogenoemde externe bestuursleden. Bestuursleden van Stichting AK werden via een systeem van coöptatie benoemd door het bestuur van Stichting AK. De statuten van Stichting AK verplichtten het bestuur van Stichting AK echter wel ernaar te streven dat zowel de te benoemen interne als de te benoemen externe bestuursleden aan bepaalde representativiteits- en kwaliteitseisen voldeden:
Interne bestuursleden:
"b. Wat betreft de in lid 3 onder a van dit artikel bedoelde bestuursleden is het bestuur verplicht er naar te streven dat onder die bestuursleden zich te allen tijde personen bevinden die representatief zijn voor de verschillende bedrijfsvormen waarin grote, middelgrote en kleine taxiondernemingen worden uitgeoefend, zoals de zo genaamde, al dan niet in coöperatie-verband exploiterende eigenrijders, bedrijven met meerdere loonchauffeurs, bedrijven die in de vorm van een vennootschap onder firma worden geëxploiteerd door vergunninghouders met leden van zo genaamde taxichauffeurscoöperaties en dergelijke. Indien een bedrijfsvorm wordt gehanteerd door bij de vennootschap aangesloten ondernemingen die tezamen beschikken over een zodanig aantal vergunningen dat dertig (30) of meer taxi's betreft, is sprake van representativiteit en dient van het hiervoor bedoelde streven te blijken. Onder grote ondernemingen worden verstaan ondernemingen die hetzij zelf hetzij door middel van ééhonderdprocent (100%) dochterondernemingen twee tot vijf taxi's exploiteren. Onder kleine ondernemingen worden verstaan ondernemingen die één taxi exploiteren."
Externe bestuursleden:
"c. Wat betreft de in lid 3 onder b van dit artikel bedoelde bestuursleden is het bestuur verplicht er naar te streven dat onder die bestuursleden zich te allen tijde personen bevinden die:
- beschikken over kennis en ervaring op (fiscaal)juridisch terrein;
- beschikken over affiniteit met het midden- en kleinbedrijf;
- functies bekleden in voor de taxibranche belangrijke organisaties in het taxivervoersgebied Amsterdam, Zaanstreek, Amstelland en Meerlanden, zoals afnemers van taxivervoer, horecaorganisaties, congresorganisaties, toeristenorganisaties, Kamer van Koophandel en Fabrieken, overheidsorganen en dergelijke.
3.11 Voorts voorzagen de statuten van Stichting AK bij oprichting in een systeem van voordrachten van de door het bestuur van Stichting AK te benoemen interne bestuurders. Indien zich in het bestuur van Stichting AK een vacature voor een zogenoemd intern bestuurslid voordeed, diende het bestuur als hoofdregel een voordracht te doen van twee of drie kandidaat-bestuursleden waaruit de vergadering van certificaathouders de keuze voor de te benoemen bestuurder mocht maken. Voor de jaren 1995 tot en met 2001 voorzagen de statuten - in afwijking van de hiervoor genoemde hoofdregel van benoeming van nieuwe interne bestuursleden van Stichting AK de vergadering van certificaathouders - in stapsgewijs afnemende rechten van de onderverenigingen VVOT en VZTE om per voor het bestuur van Stichting AK bindende voordracht bestuurders van Stichting AK te doen benoemen. Op grond van de statuten van Stichting AK werden bestuursleden steeds benoemd voor een periode van drie jaar. Na afloop van deze bestuurstermijn van drie jaar konden bestuursleden maximaal éénmaal worden herbenoemd voor een periode van opnieuw drie jaar. Na het einde van twee bestuurstermijnen, kon een bestuurslid pas na afloop van een tussenliggende periode van drie jaren waarin hij of zij geen bestuurder was opnieuw tot bestuurslid van Stichting AK worden benoemd. Tevens bevatten de statuten van Stichting AK bij oprichting enkele bepalingen omtrent de uitoefening van de bestuursbevoegdheid door het bestuur van Stichting AK. Hierin werd onder meer bepaald dat het bestuur zijn stemrecht op de aandelen in de vennootschap zodanig moest uitoefenen dat de belangen van de certificaathouders op behoorlijke wijze behartigd werden en diende bepaalde belangrijke besluiten met een meerderheid van vijf van de zeven bestuursleden (en dus met instemming van tenminste één extern bestuurslid) te worden genomen.
3.12 Bij de akte van oprichting werd het toenmalig zittende bestuur van het CBvT ook benoemd als bestuur van Stichting AK, waardoor J. Buurman, Van Gelderen, Janmaat en T. van der Wal tot zogenoemde interne bestuursleden werd benoemd en W. van der Kolk, A. Klinkert en R.R.F. Wildeman tot zogenoemde externe bestuursleden werden benoemd. Van Gelderen en Janmaat - beiden bestuursleden van het CBvT sinds respectievelijk 1 september 1980 en mei 1974 - werden daarbij geacht te zijn benoemd op voordracht van de VVOT. Buurman en Van der Wal werden geacht te zijn benoemd op voordracht van de VZTE. Het bestuurslidmaatschap van Van Gelderen duurde tot 14 februari 2002. De statuten van Stichting AK konden na oprichting slechts worden gewijzigd door het bestuur bij besluit met algemene stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn, terwijl het bestuur op dat moment uit zeven leden moest bestaan. De vergadering van certificaathouders had echter een vetorecht ten aanzien van statutenwijzigingen dat zij kon uitoefenen door in een vergadering waarin het nominaal bedrag van alle uitstaande certificaten vertegenwoordigd was met drie-vierde van het totaal op grond van het aantal uitstaande certificaten uit te brengen stemmen te besluiten dat het besluit tot statutenwijziging onaanvaardbaar was.
3.13 Sinds de oprichting van de vennootschap en Stichting AK is in de TCA-structuur een aantal wijzigingen doorgevoerd. De Ondernemingskamer acht voor de beoordeling van het geschil de volgende door de onderzoekers beschreven wijzigingen in het bijzonder van belang.
3.14 De statuten van de Stichting AK zijn tweemaal gewijzigd, en wel in 2000 en in 2003. Bij de statutenwijziging van 2000 is een einde gekomen aan het recht van de certificaathoudersvergadering om uit een voordracht van kandidaten door het bestuur van Stichting AK een te benoemen bestuurder van de stichting te kiezen. Bestuurders van Stichting AK worden sindsdien uitsluitend benoemd door het bestuur van Stichting AK, derhalve volledig bij coöptatie. Voorts kwam bij die gelegenheid de maximale bestuurstermijn te vervallen. Bestuurders van Stichting AK worden sinds deze statutenwijziging benoemd voor een periode van twee jaar zonder maximering van het aantal herbenoemingen in de functie. Verder wordt sinds bedoelde wijziging niet meer de voorwaarde gesteld dat een bestuurder gedurende zekere periode geen bestuurder van Stichting AK is geweest. De statutenwijziging van 2003 hield onder meer het volgende in. Het vaste aantal bestuursleden van Stichting AK van zeven werd gewijzigd in een flexibel aantal van minimaal drie en maximaal zeven leden, waarbij de meerderheid te allen tijde interne bestuursleden dienden te zijn. Indien op enig moment minder dan drie bestuursleden in functie zijn, vindt benoeming van aanvullende bestuursleden plaats op bindende voordracht door een benoemingscommissie. Deze commissie bestaat uit drie door het bestuur van Stichting AK te benoemen leden. Voorts werd aan de statuten een bepaling toegevoegd ingevolge welke het bestuursleden van Stichting AK werd toegestaan tegen betaling werkzaamheden te verrichten voor de vennootschap. Ten slotte werd bij deze statutenwijziging een verplichting ingevoerd voor Stichting AK om ten minste eenmaal per jaar een vergadering van certificaathouders bijeen te laten komen. Tegelijkertijd werden bepalingen opgenomen waarbij de toegang tot deze vergaderingen, het stemrecht en volmachtverlening van en door certificaathouders werden beperkt. Het desbetreffende artikel in de statuten kwam te luiden:
VERGADERING VAN CERTICAATHOUDERS
Artikel 12
1. De vergadering van certificaathouders komt ten minste één maal per jaar in vergadering bijeen.
2. Alle vergaderingen van certificaathouders worden onder voorzitterschap van een door de stichting aan te wijzen persoon, gehouden te Amsterdam. De oproeping tot zodanige vergadering zal zo mogelijk uiterlijk op de vijftiende dag voor het houden daarvan geschieden.
3. De stichting kan bij de oproeping tot de vergadering bepalen dat certificaathouders, om tot de vergadering te worden toegelaten, zich als persoon legitimeren en een bewijs van inschrijving in het register van certificaathouders moeten tonen. Houders van certificaten waarmee door de vennootschap de met die houders gesloten samenwerkingsovereenkomst(en) is (zijn) opgezegd, waardoor die houders - door het enkele feit van de opzegging - geacht worden in gebreke te zijn met de voldoening van een voor hen geldende statutaire verplichting, zijn niet gerechtigd tot deelname aan de vergadering van certificaathouders.
4. In de vergadering van certificaathouders geeft elke inschrijving in het register van certificaathouders, recht op het uitbrengen van één stem. Een certificaathouder kan evenwel nimmer meer stemmen uitbrengen dan 5% van het aantal stemmen dat in vergadering van certificaathouders waarin alle, toegelaten, certificaathouders aanwezig of vertegenwoordigd zijn zal kunnen worden uitgebracht.
5. Voor zover elders in deze statuten, niet anders is bepaald, worden alle besluiten genomen met drie/vierde meerderheid van stemmen in een vergadering waarin het geheel van het uitstaande nominaal bedrag aan certificaten vertegenwoordigd is.
6. Alle stemmingen geschieden mondeling of schriftelijk.
7. De genomen besluiten zullen bindend zijn voor de minderheid.
8. Certificaathouders, ook die worden genoemd in lid 3 - tweede volzin - van dit artikel, kunnen zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een gevolmachtigde, mits deze van een schriftelijk volmacht is voorzien. Een gevolmachtigde dient zelf certificaathouder te zijn en kan naast voor zichzelf slechts voor één andere certificaathouder ter vergadering optreden. De gevolmachtigde vertegenwoordigt ter vergadering alle certificaten die door de volmachtgever direct (persoonlijk) worden gehouden en/of indirect door één of meer vennootschappen en/of andere rechtspersonen waarin de volmachtgever, als vennoot of bestuurder, beslissende zeggenschap heeft.
3.15 Het huidige bestuur van Stichting AK bestaat - naar de onderzoekers hebben vastgesteld: deels in afwijking van hetgeen op 2 februari 2006 in het Handelsregister was vermeld - uit de externe bestuursleden Janmaat (voorzitter en secretaris van het bestuur) N.W. Cramer en F. Barendse en de interne bestuursleden T.M.J. Jansen, A.H. Spaan, E. Kahraman en B. van Gelderen jr. (een zoon van Van Gelderen).
3.16 De bij haar oprichting vastgestelde statuten van de vennootschap voorzagen erin dat de vennootschap twee bestuurders zou hebben. Blijkens gegevens uit het Handelsregister waren deze bestuurders van 1 januari 1996 tot 1 juni 1996 W. van Klink (algemeen directeur) en Grijpink (commercieel directeur). Na het vertrek van W. van Klink werd Grijpink de enige bestuurder van de vennootschap met de titel van algemeen directeur. Een tweede bestuurder van de vennootschap is nooit meer benoemd, zodat Grijpink tot op heden de enige bestuurder van de vennootschap is.
3.17 De statuten van de vennootschap zijn tweemaal gewijzigd, te weten op 13 januari 2000 en op 29 november 2000. Bij de statutenwijziging van 13 januari 2000 is het verplichte aantal bestuurders van de vennootschap teruggebracht van twee naar één. Voorts werd bij deze wijziging het maatschappelijke kapitaal van de vennootschap verhoogd. Bij de statutenwijziging van 29 november 2000 kwam het maatschappelijke kapitaal van de vennootschap te luiden in euro en werd ieder aandeel gesplitst in drie aandelen. Tevens werd het stemrecht van de individuele aandeelhouders beperkt. Artikel 12 lid 1 kwam te luiden:
Elk aandeel geeft recht op één stem.
Een aandeelhouder kan evenwel nimmer meer stemmen uitbrengen dan vijf procent (5%) van het aantal stemmen dat in een algemene vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd zal kunnen worden uitgebracht.
3.18 De vennootschap heeft enkele managementovereenkomsten gesloten. Op 2 januari 2002 en op 11 september 2003 heeft het bestuur van de vennootschap een managementovereenkomst gesloten met BUB Management B.V. Van deze vennootschap is Van Gelderen de enige aandeelhouder en bestuurder. Op 6 januari 2004 is een zelfde managementovereenkomst gesloten met "JFM Management", vertegenwoordigd door Janmaat. Ingevolge deze overeenkomsten verrichten Van Gelderen en Janmaat in persoon werkzaamheden voor de vennootschap. De overeenkomsten bevatten onder meer het volgende (waarbij in de met JFM Management gesloten overeenkomst voor "Management BV:" steeds moet worden gelezen "JFM Management):
2.1 Management BV verbindt zich alle taken te vervullen die aan een bestuurder van de Vennootschap zijn opgedragen krachtens haar statuten (de "Statuten") en de wet, zulks met inachtneming van de voorschriften, regels en procedures opgenomen in de Statuten, de wet, alsmede met inachtneming van algemene voorschriften, instructies en regels van tijd tot tijd vastgesteld of vast te stellen door de AVA.
2.2 Management BV heeft als bestuurder van de Vennootschap alle rechten en verplichtingen, die in de wet en de statuten aan de bestuurder zijn toegekend, respectievelijk zijn opgelegd.
2.3 Management BV is verplicht alles te doen en na te laten wat een goed bestuurder behoort te doen en na te laten; zij zal zulks naar beste inzicht en kunnen doen en zal zich inzetten voor de verdere bloei, groei en winstgevendheid van de Vennootschap.
De door BUB Management B.V. en JFM Management te ontvangen vergoedingen worden jaarlijks vastgesteld. De laatste met BUB Management B.V. gesloten overeenkomst vermeldt een vergoeding vanaf het derde kwartaal van 2003 van € 100 (exclusief BTW) per uur, waarbij voorts is overeengekomen dat de vennootschap een jaarlijkse lumpsum van € 100.000 aan BUB Management B.V. zal voldoen. De met JFM Management gesloten overeenkomst behelst een vergoeding van thans € 39 (exclusief BTW) per uur. Van Gelderen heeft tegenover de onderzoekers verklaard 50 tot 60% van zijn tijd aan de vennootschap te besteden. Janmaat heeft verklaard ongeveer 80% van zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd aan de vennootschap te besteden. Hoewel de statuten sinds de in 3.14 bedoelde statutenwijziging van 2003, waarbij het bestuurders van Stichting AK voortaan werd toegestaan tegen betaling werkzaamheden voor de vennootschap te verrichten, de bepaling bevatten dat desbetreffende afspraken tussen het bestuur van de vennootschap en de betrokken bestuurder schriftelijk dienen te worden aangegaan en onverwijld in afschrift aan de voorzitter van Stichting AK dienen te worden gezonden, was de toenmalige voorzitter van Stichting AK, naar hij tegenover de onderzoekers heeft verklaard, niet op de hoogte van (de inhoud van) enige overeenkomst tussen de vennootschap en Janmaat. Ditzelfde gold overigens voor de overeenkomst met Van Gelderen. Voorts bestaat er een op 7 november 2005 gesloten managementovereenkomst tussen de vennootschap en C. van der Poel (handelend onder de naam S.T.A.P. ). Naar Grijpink aan de onderzoekers heeft verklaard houdt Van der Poel zich bezig met alle human resource aangelegenheden van de vennootschap. De onderzoekers hebben de vennootschap verzocht opgaaf te doen van de in totaal aan Janmaat en Van Gelderen betaalde bedragen, doch de vennootschap heeft aan dit verzoek niet voldaan.
3.19 De relatie tussen de vennootschap en de certificaathouders wordt bepaald door tussen genoemde partijen gesloten samenwerkingsovereenkomsten en, afhankelijk van de vorm van bedrijfsvoering van de certificaathouder, exploitatieovereenkomsten, licentieovereenkomsten en chauffeursovereenkomsten. Op al deze overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van toepassing. Deze algemene voorwaarden werden voor de eerste maal opgesteld bij gelegenheid van de overgang van de CBvT-structuur naar de TCA-structuur en bevatten regels die voorheen in de tussen de CBvT en de taxiondernemers gesloten samenwerkingsovereenkomsten waren opgenomen. Deze algemene voorwaarden werden herhaaldelijk gewijzigd en uitgebreid.
3.20 Sinds enkele jaren worden de algemene voorwaarden aangeduid als franchisevoorwaarden. In de franchisevoorwaarden zoals die thans luiden is de vennootschap gerechtigd om - na goedkeuring door het bestuur van Stichting AK - de voorwaarden alsmede de op deze voorwaarden gebaseerde reglementen eenzijdig, dat wil zeggen zonder instemming van de andere contractspartij, te wijzigen. De desbetreffende voorwaarden luiden:
2.2 TCA is (…) bevoegd deze franchise voorwaarden te wijzigen.
2.3 De directie van TCA is (…) bevoegd reglementen vast te stellen, te wijzigen en in te trekken, in het bijzonder met betrekking tot de onderwerpen daartoe aangewezen in deze franchisevoorwaarden. TCA (…) [is] bevoegd een sanctie, anders dan opschorting van haar verplichtingen, te stellen op overtreding van de bij of krachtens deze franchisevoorwaarden gestelde voorschriften en verplichtingen door een certificaathouder, licentienemer, vervoerder en/of chauffeur.
2.4 De directie van TCA (…) legt een voorgenomen wijziging van de franchise voorwaarden voor aan het bestuur van [de Stichting AK]. Eerst na goedkeuring door dat bestuur en na behoorlijke bekendmaking door TCA (…) kan een wijziging van de franchise voorwaarden van kracht worden. Het bestuur van [de Stichting AK] kan aan het verlenen van goedkeuring voorwaarden verbinden. De vaststelling, wijziging of intrekking van een reglement behoeft niet de goedkeuring van het hiervoor bedoelde bestuur.
Een wijziging van de franchisevoorwaarden of reglementen treedt in werking vier weken na bekendmaking ervan door de vennootschap. Indien een wederpartij van de vennootschap in enige van de in 3.19 vermelde overeenkomsten binnen deze termijn van vier weken schriftelijk te kennen geeft met een wijziging niet in te stemmen, wordt de door hem met de vennootschap gesloten overeenkomst geacht te zijn ontbonden. Waren onder de samenwerkingovereenkomsten die taxiondernemers sloten met het CBvT beide contractspartijen gerechtigd de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen op grond van dringende redenen, in de huidige franchisevoorwaarden heeft alleen de vennootschap nog de bevoegdheid de samenwerkingsovereenkomst (en enige andere in 3.19 bedoelde overeenkomst) tegen een door haar te bepalen datum en een door haar te bepalen opzegtermijn tussentijds op te zeggen vanwege dringende redenen op grond waarvan van de vennootschap in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de desbetreffende overeenkomst wordt voortgezet. Indien de vennootschap gebruik maakt van deze opzegmogelijkheid, blijft de certificaathouder de maandelijkse bijdrage aan de vennootschap verschuldigd tot 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de beëindiging van de overeenkomst plaatsvond. Anders dan in de CBvT-samenwerkingsovereenkomst het geval was, bevatten de franchisevoorwaarden bepalingen die de vennootschap het recht geven boetes op te leggen aan certificaathouders, vervoerders en chauffeurs. Indien deze personen handelen in strijd met het bij of krachtens een tussen die partij en de vennootschap gesloten overeenkomst dan wel met de franchisevoorwaarden, is de vennootschap bevoegd een boete op te leggen van maximaal € 10.000 per overtreding. De certificaathouder is verplicht direct gehoor te geven aan alle verzoeken onderscheidenlijk aanwijzingen van de controledienst van de vennootschap. Ten slotte mag onder het regime van de franchisevoorwaarden de vervoerder zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de vennootschap geen wijzigingen aanbrengen in de aard of de rechtsvorm van zijn onderneming, zijn statuten, aandeelhouders of samenstelling van zijn bestuur of in de wijze waarop door hem het vervoer wordt verricht.
3.21 Door het CBvT werd in 1993 een spaarfonds opgericht. Het spaarfonds werd gevormd om te kunnen voorzien in de middelen die benodigd zouden zijn voor de financiering van een nieuwe telefoon-mobilofooncentrale. Van de bijdragen die het CBvT ontving van de bij haar aangesloten taxiondernemers werd een door het bestuur van het CBvT vooraf vastgesteld gedeelte doorgestort op een geblokkeerde bankrekening.
3.22 Na lezing van het concept verslag van de onderzoekers heeft de vennootschap alsnog het (eerder niet overgelegde) "reglement aangaande het spaarplan van de Vereniging Centraal Bureau voor Taxi's te Amsterdam" overgelegd. Met betrekking tot het spaarfonds staat hierin (onder meer) het volgende vermeld:
Considerans
Het bestuur en de leden van de Vereniging Centraal Bureau voor Taxi's (hierna: C.B.v.T.) hebben besloten dat per 1 januari 1993 een spaarplan wordt ingevoerd met het oog op het voornemen tot de investering in een nieuwe centrale met randapparatuur en programmatuur. Nu in verband met dat spaarplan de financiële bijdrage voor de aangesloten bedrijven/chauffeurs per vergunning aanzienlijk zal worden verhoogd, dient er additionele zekerheid voor hen gecreëerd te worden dat de door de Vereniging C.B.v.T. gespaarde bedragen danwel worden aangewend ten behoeve van de bedoelde investering, danwel zullen worden gerestitueerd, althans ten goede komen aan de aangesloten bedrijven/chauffeurs.
Hiertoe is het volgende reglement ontworpen:
1) De Vereniging C.B.v.T. opent op eigen naam een nieuwe bankrekening, op welke rekening slechts met drie handtekeningen gedisponeerd zal kunnen worden. Deze drie handtekeningen zijn van notaris mr E.O. Faber of diens notariële plaatsvervanger te Amsterdam, alsmede van twee leden van het dagelijks bestuur, tevens werkzaam in het taxibedrijf van het Vereniging C.B.v.T.
2) a. Het in artikel 1 bedoelde disponeren door notaris mr. E.O. Faber of diens notariële plaatsvervanger en twee leden van het dagelijks bestuur, tevens werkzaam in het taxibedrijf van de Vereniging C.B.v.T. kan slechts geschieden voor betalingen in nauw verband met de investering in een nieuwe centrale met randapparatuur en programmatuur danwel voor betalingen wegens de restitutie van betaalde financiële bijdragen.
b. Betalingen wegens restitutie van betaalde financiële bijdragen zullen worden gedaan, indien vaststaat dat niet in de bedoelde centrale met randapparatuur en programmatuur zal worden geïnvesteerd.
c. Het niet-investeren als hiervoor bedoeld staat vast indien daarover door het bestuur is beraadslaagd en unaniem of unaniem op één stem na een zodanig besluit is genomen.
d. Indien na twee bestuursvergaderingen het niet-investeren op de onder c. bedoelde wijze niet is vast komen te staan, zal mr. E. Bos RA, of bij diens afwezigheid één zijner kantoorgenoten, exclusief bepalen of de situatie van niet-investeren is ontstaan.
3) De in artikel 1 bedoelde bankrekening zal worden gevoed door betalingen van de Vereniging C.B.v.T. De grootte van de betalingen wordt bepaald op f 180,--per betaalde maandelijkse financiële bijdrage voor zover betrekking hebbende op de perioden na 1 januari 1993. Betaling geschiedt maandelijks op de eerste werkdag na de 15e van elke maand, voor het eerst op 15 februari 1993. (..)
4) De Vereniging C.B.v.T. zal de tegoeden op de in artikel 1 bedoelde bankrekening en in de artikel 4 bedoelde deposito's op geen enkele wijze met rechten ten behoeve van derden bezwaren of als zekerheid verbinden. (..)
Volgens mededeling van Bos aan de onderzoekers werden voor het spaarfonds spaardeposito's geopend bij NMB Bank N.V. Het spaarfonds werd niet ondergebracht in een afzonderlijke stichting of andere entiteit.
3.23 Omtrent het spaarfonds is in de jaarrekening van de vennootschap voor het boekjaar 2001 vermeld:
Spaarfonds nieuwe centrale
Dit betreft een reservering voor de investering ten behoeve van een nieuwe telefoon- en mobilofooncentrale met toebehoren. Deze reservering wordt opgebouwd uit een extra verhoging van de maandelijkse bijdrage van de aangeslotenen, conform een bestuursbesluit d.d. 2 september 1992. Tevens is besloten dat de aldus gereserveerde gelden op een aparte depositorekening bij een bankier gestort dienen te worden. De ontvangen rente hierover wordt eveneens toegevoegd aan de reserve.
Dit spaarfonds kan uitsluitend worden aangewend ten behoeve van de investering van de nieuwe centrale. Indien deze investering niet plaats zou vinden dient de reserve beschikbaar te zijn voor terugbetaling aan de aangeslotenen, echter in 2000 zijn de feitelijke investeringsverplichtingen aangegaan.
3.24 Volgens de ten tijde van het onderzoek meest recente versie van de franchisevoorwaarden luidt de huidige doelomschrijving voor bestedingen uit het spaarfonds - dat naar de onderzoekers vermelden nog steeds op spaardeposito's zou zijn ondergebracht - als volgt:
het door [de vennootschap] en uit de door de certificaathouders van [de vennootschap] verschuldigde bijdragen te vormen fonds, waaruit toekomstige voor [de vennootschap] en/of de certificaathouders en/of de vervoerders relevante en in financieel opzicht substantiële investeringen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gefinancierd.
3.25 Volgens opgave van de vennootschap aan de onderzoekers zouden tot en met 2004 de cumulatieve ontvangsten van het spaarfonds € 5.746.389 hebben bedragen, terwijl de totale bestedingen uit het spaarfonds tot en met 2004 € 4.542.031 zouden zijn. Volgens de vennootschap bedroeg het saldo van het spaarfonds eind 2004 € 1.204.358. De (rechtsopvolger van de) leverancier van het zogenaamde RASTA-systeem (dat uit het spaarfonds is aangeschaft) heeft tegenover de onderzoekers schriftelijk verklaard in de periode van 2000 tot en met 2004 in totaal € 6.217.132,89 (inclusief BTW) aan TCA te hebben gedeclareerd en ontvangen. De onderzoekers hebben de vennootschap verzocht bankafschriften van de deposito's waarop het spaarfonds is ondergebracht over te leggen. De vennootschap heeft aan dit verzoek niet voldaan.
3.26 De accountants van de vennootschap en Van Gelderen hebben tegenover de onderzoekers verklaard dat de vennootschap ter aanvulling van haar eigen liquiditeiten geld heeft geleend uit het spaarfonds, waarbij de Ondernemingskamer begrijpt dat met het begrip "lenen" in casu wordt bedoeld het aan de middelen van het fonds al of niet tijdelijk geven van een aanwending die niet valt binnen de eigenlijke voor het fonds geformuleerde bestemmingen.
3.27 Een en ander heeft er toe geleid dat de onderzoekers geen duidelijk of sluitend beeld met betrekking tot de uitgaven van het spaarfonds hebben kunnen krijgen. Wel constateren de onderzoekers in verband met de vorenstaande gegevens dat de vennootschap van mening is dat ook de daadwerkelijke inkomsten in het spaarfonds hoger zijn geweest dan is geregistreerd en dat de advocaat in correspondentie die over deze kwestie met de onderzoekers heeft plaatsgevonden tot de conclusie komt dat een bedrag van € 984.274 van de (beredeneerde) uitgaven van het spaarfonds niet met facturen kan worden gestaafd.
3.28 In hun verslag hebben de onderzoekers op de pagina's 140 en 141 over de achtergronden en de juridische structuur van de vennootschap en de met haar verbonden (rechts)personen de volgende conclusie opgenomen (waarbij de in het rapport opgenomen nummering wordt weggelaten):
Het feit dat TCA haar taxi-specifieke bedrijfsvoering op een groot aantal punten op uitstekende wijze voor elkaar heeft, laat het hierna volgende echter onverlet.
De Onderzoekers stellen voorop dat een taxicentrale in haar kern niet meer en niet minder is dan een organisatie die ten behoeve van de aangesloten taxiondernemers vraag en aanbod van taxivervoer bij elkaar brengt. Kennelijk is in de toenmalige Amsterdamse taxicentrale CBvT - de rechtsvoorganger van TCA - op enig moment een onwerkbare situatie ontstaan waarin onvoldoende besluitvorming tot stand kwam. Een groot aantal betrokkenen, waaronder de gemeente Amsterdam en uiteindelijk ook de aangesloten taxiondernemers zelf (via hun vertegenwoordigende verenigingen VVOT en VZTE), wensten aan deze impasse een einde te maken. Hiertoe is ervoor gekozen de juridische structuur van de Amsterdamse taxicentrale te wijzigen, waarbij de verenigingsstructuur van het CBvT werd omgezet in een besloten vennootschapstructuur van het huidige TCA. Alhoewel ongetwijfeld verder en minder vergaande oplossingen denkbaar waren om aan de kennelijk bestaande impasse binnen het CBvT een einde te maken, menen de Onderzoekers dat de keuze voor de omzetting naar de TCA-structuur in haar oorspronkelijke opzet en bedoelingen niet onbegrijpelijk is. Deze omzetting had daarenboven niet alleen de instemming van (de vertegenwoordigers van) de aangesloten taxiondernemers zelf, maar bevatte bovendien de nodige "checks and balances" die onder meer zorgden voor een evenwicht tussen enerzijds de aangesloten taxiondernemers en anderzijds de beleidsbepalers binnen TCA die voor de noodzakelijke besluitvorming moesten zorgdragen. De oorspronkelijke TCA-structuur is in de loop der jaren - in het bijzonder na het vertrek van de eerste drie externe bestuurders van de Stichting AK - aanzienlijk gewijzigd. Door wijzigingen in statutaire en contractuele regelingen (welke overeenkomsten overigens veelvuldig niet ondertekend zijn), door wijzigingen in certificeringsvoorwaarden en zeer zeker ook door de feitelijke invulling daarvan, is de oorspronkelijke TCA-structuur "verworden" tot een situatie bij TCA waarbij onder meer een groot aantal van de oorspronkelijke "checks and balances" is verwijderd en wel ten nadele van de aangesloten taxiondernemers/certficaathouders en ten voordele van de positie van de beleidsbepalers binnen de TCA-groep.
De bestaande situatie binnen TCA heeft naar de mening van de Onderzoekers zichtbaar tot gevolg dat bij een aanzienlijk aantal bij TCA aangesloten taxiondernemers – waaronder met name de langer zittende taxiondernemers die de "verwording" van de CBvT-situatie naar de huidige TCA-situatie hebben meegemaakt – een fundamenteel, niet altijd terecht, maar evenzeer niet geheel onbegrijpelijk gebrek aan vertrouwen bestaat in het beleid van TCA. Dit gebrek aan vertrouwen wordt versterkt doordat de eerdergenoemde "checks and balances", voorzover die van aanvang af aan ongewijzigd zouden zijn gebleven, wellicht ook de voortduring van de ononderbroken feitelijk leiding door de heren Van Gelderen en Janmaat zou hebben voorkomen. Het zijn immers met name de heren Van Gelderen, Janmaat, maar ook Grijpink die naar de mening van de Onderzoekers verantwoordelijk zijn geweest voor het feitelijk (dis)functioneren van de diverse juridische structuren, waardoor er bij eerdergenoemde taxiondernemers evenmin voldoende vertrouwen bestond en bestaat in de beleidsbepalers zelf. Dit gebrek aan vertrouwen in enerzijds het beleid en anderzijds de beleidsbepalers vormt naar de mening van de Onderzoekers mede de verklaring voor de talloze conflicten tussen aangesloten taxiondernemers/certificaathouders en TCA over allerlei onderwerpen, zoals de onderwerpen die in deze enquêteprocedure concreet aan de orde zijn gesteld. Ook het gebrek aan transparantie en inzichtelijkheid jegens de certificaathouders doet het wantrouwen en de conflicten niet afnemen. Integendeel.
Kort gezegd is er sprake (geweest) van een versterking van de macht van het bestuur ten koste van de certificaathouders, waarbij steeds dezelfde drie personen, te weten de heren Van Gelderen, Janmaat en Grijpink (als een soort van "driemanschap") het beleid bepalen en uitvoeren zonder een voldoende inzicht te geven aan alle betrokkenen. Naar de mening van de Onderzoekers is er op dit moment dan ook sprake van een ongezonde situatie in de verhouding tussen de certificaathouders enerzijds en TCA anderzijds, met name in het licht van de (toentertijd bestaande) gedachte dat de centrale er "slechts" is ten behoeve van de certificaathouders en niet andersom.
3.29 De Ondernemingskamer is op grond van de bevindingen van de onderzoekers en hetgeen overigens in het geding daarover is gebleken, van oordeel dat de TCA-structuur zoals die in de loop der jaren inhoud heeft gekregen, zowel wat betreft de personele bezetting als de formele inbedding, heeft geleid tot een toestand van de vennootschap en haar organen die uit een oogpunt van goede corporate governance de toets der kritiek niet (meer) kan doorstaan. Met de onderzoekers is de Ondernemingskamer van oordeel dat de gang van zaken bij de vennootschap en bij Stichting AK te zeer wordt beheerst door Grijpink, Van Gelderen en Janmaat en dat deze personen het bij voortduring en steeds verdergaand ertoe hebben geleid dat zij met betrekking tot de gang van zaken in de uitoefening en het bestuur van de onderneming van de vennootschap hun positie hebben versterkt, zulks ten koste van de statutaire en contractuele positie van de certificaathouders-taxiondernemers. Hetgeen daarover hiervoor is opgenomen over de ontwikkelingen in de loop der tijd bij de vennootschap en Stichting AK getuigt daarvan. De Ondernemingskamer is voorts van oordeel dat in de verhouding tussen de vennootschap en haar certificaathouders, die feitelijk wordt beheerst door de franchisevoorwaarden, allengs een volstrekte eenzijdigheid is geslopen in dier voege dat welhaast een situatie is ontstaan dat de taxiondernemers, die toch uiteindelijk de (middellijke) aandeelhouders van de vennootschap zijn, zich een door het bestuur van de vennootschap gedicteerd keurslijf moeten laten welgevallen met slechts het verbreken van de banden met de vennootschap als alternatief.
3.30 De Ondernemingskamer merkt bij het vorenstaande nog op dat uit het verslag van de onderzoekers naar voren komt dat de drie genoemde personen doelbewust naar de bestaande situatie hebben toegewerkt. De Ondernemingskamer wijst op de volgende aangelegenheden:
(i) (paragraaf 126) de verklaringen van D.F. Huizenga RA, voormalig voorzitter van Stichting AK, houden in wezen in dat Janmaat op oneigenlijke wijze het vertrek van Huizenga heeft afgedwongen;
(ii) (paragraaf 125) de onderzoekers hebben geconstateerd dat gedurende de periode waarover zij de notulen hebben ingezien (juli 2000 - november 2004) alle nieuwe bestuurders van Stichting AK steeds zijn benoemd op voordracht van Grijpink, Janmaat of Van Gelderen;
(iii) (paragraaf 127) de interne bestuursleden van de Stichting AK, Van Gelderen en Janmaat, hadden volgens verklaringen van externe bestuursleden voorafgaand aan bestuursvergaderingen van Stichting AK vooroverleg met Grijpink, beschikten ook door hun regelmatige aanwezigheid op het kantoor van de vennootschap over een grote informatievoorsprong en lichtten de overige bestuursleden niet of niet volledig in, hetgeen er uiteindelijk toe leidde dat de drie betrokken externe bestuursleden in januari 1999 gezamenlijk opstapten;
(iv) (paragraaf 128) het voormalig lid van Stichting AK J. den Hartog heeft verklaard dat Grijpink, Janmaat en Van Gelderen feitelijk de dienst uitmaken binnen de vennootschap;
(v) (paragraaf 128) Huizenga, hiervoor reeds genoemd, heeft de onderzoekers medegedeeld regelmatig zaken te hebben willen veranderen binnen de vennootschap, maar - naar zijn zeggen - werd hij als extern bestuurslid steeds geconfronteerd met een blok van de interne bestuursleden die steeds met elkaar meestemden.
3.31 Zoals de onderzoekers vaststelden en in hun verslag met verschillende bevindingen hebben geïllustreerd, is naar het oordeel van de Ondernemingskamer door hetgeen in het vorenoverwogene is gereleveerd, geen sprake van gezonde verhoudingen tussen degenen die bij de vennootschap zijn betrokken, althans een aanmerkelijk gedeelte van deze personen. Op verschillende gebieden is sprake van een groot wantrouwen bij althans een aanmerkelijk deel van de certificaathouders, bijvoorbeeld, zoals door de onderzoekers in paragraaf 230 van het verslag wordt gesignaleerd, ten aanzien de vraag of de vennootschap een objectief beleid voert met betrekking tot de ritverdeling. Het vorenoverwogene noopt tot de gevolgtrekking dat bij de vennootschap en Stichting AK een beleid wordt gevoerd dat ertoe leidt dat de relatie tussen de vennootschap en de bij haar aangesloten ondernemingen van de certificaathouders van de vennootschap in toenemende mate onder druk komt te staan doordat aan die relatie op eenzijdige wijze invulling wordt gegeven in functie van de kennelijke belangen en inzichten van Grijpink, Van Gelderen en Janmaat, zulks terwijl uit de doelstelling van de vennootschap en Stichting AK, gezien in het licht van haar ontstaansgeschiedenis en de bedoeling van de gehele oorspronkelijke TCA-structuur, juist voortvloeit dat haar beleid erop zou moeten zijn gericht dat de vennootschap op een quasi coöperatieve grondslag dienstbaar is aan die ondernemingen van haar certificaathouders.
3.32 In hun verslag hebben de onderzoekers op de pagina's 145 en 146 over het spaarfonds de volgende conclusie opgenomen (waarbij de in het rapport opgenomen nummering wordt weggelaten):
De Onderzoekers hebben vastgesteld dat TCA (dan wel de Stichting AK) het oorspronkelijke beperkte bestedingsdoel van het spaarfonds (te weten: besteding aan nieuwe ritverdelingscentrale of terugbetaling aan certificaathouders) heeft verruimd (te weten: voor TCA of certificaathouders relevante en in financieel opzicht substantiële investeringen). Tevens hebben Onderzoekers vastgesteld dat TCA conform het (verruimde) bestedingsdoel uitgaven uit het spaarfonds heeft gedaan en de resterende gelden thans aan de algemene middelen van TCA wenst toe te voegen. Eveneens staat vast dat TCA ter financiering van haar algemene bedrijfsvoering gelden uit het spaarfonds heeft geleend.
De Onderzoekers hebben ook na hun onderzoek echter geen enkel inzicht in de daadwerkelijke tegoeden die op dit moment nog in het spaarfonds beschikbaar zijn. TCA heeft immers de bankafschriften van de spaarrekeningen waarop het spaarfonds moet zijn ondergebracht desgevraagd niet aan de Onderzoekers kunnen of willen verstrekken. Het enkele feit dat de administratie van TCA in het jaar 2001 enige tijd door het Openbaar Ministerie in beslag is genomen en al dan niet in een chaos zou zijn geretourneerd, neemt naar de mening van de Onderzoekers niet weg dat tenminste de bankafschriften van de periode na 2001 zonder meer aan de Onderzoekers verstrekt hadden kunnen worden. Overigens had TCA kunnen besluiten om na retournering van de in beslag genomen stukken te trachten de eigen administratie weer op orde te krijgen. Onderzoekers is duidelijk gemaakt dat (de "directie" van) TCA daar echter geen zin in had.
Wat betreft de puur boekhoudkundige rekening en verantwoording van de inkomsten van en uitgaven uit het spaarfonds stellen de Onderzoekers vast dat op basis van de door TCA aan hen verstrekte gegevens uit het grootboek door de Onderzoekers niet een heldere, laat staan een volledige en sluitende rekening en verantwoording valt te construeren. Ook de heer van Gelderen gaf tijdens zijn interview aan goed te begrijpen dat de Onderzoekers uit de aan hen ter beschikking gestelde stukken geen wijs konden worden en dat deze stukken slechts verwarring kunnen hebben gecreëerd. Sterker nog, ook de naar aanleiding van deze constatering door TCA ingeschakelde accountants van TCA konden en kunnen met behulp van de aan de Onderzoekers en aanvullend door TCA aan de accountants verstrekte documenten niet tot een volledige en sluitende rekening en verantwoording van de inkomsten van en uitgaven uit het spaarfonds komen. De advocaat van TCA komt in zijn brief aan de Onderzoekers, geschreven na de vaststelling door de accountants van TCA dat geen volledige en sluitende rekening en verantwoording te geven valt, ook nog altijd niet tot een volledige en sluitende rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven van het spaarfonds. Zelfs in de brieven van de advocaat van TCA en de accountant van TCA die zijn geschreven na lezing van het concept verslag van de uitkomst van dit onderzoek, wordt nog altijd geen sluitende rekening en verantwoording gegeven. Daaraan doet het overige door de advocaat en accountant van TCA in hun desbetreffende brieven gestelde - met betrekking tot het ontbreken van een sluitende rekening en verantwoording - niet af. Zo geeft naar de mening van de Onderzoekers het enkele feit dat een jaarrekening van een goedkeurende accountantsverklaring is voorzien, geen zekerheid omtrent een volledig sluitende rekening en verantwoording van het spaarfonds, nu in het kader van de controle van een jaarrekening naar het spaarfonds hooguit deelwaarnemingen zijn verricht. Daarenboven constateren de Onderzoekers dat juist in een jaar (2000) waarin voor meer dan EUR 2 miljoen aan uitgaven ten laste van het spaarfonds zijn geboekt, een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening van TCA ontbreekt.
Zelfs indien van de juistheid van alle aangeleverde facturen en alle boekingen in het grootboek van het spaarfonds moet worden uitgegaan, moeten de Onderzoekers derhalve vaststellen dat TCA - zelfs in de voor haar meest gunstige visie van haar eigen advocaat - geen volledige en sluitende (boekhoudkundige) rekening en verantwoording omtrent de inkomsten en uitgaven van het spaarfonds kan verstrekken. Dit mede omdat het grootboek verre van volledig is, omdat daarin simpelweg niet alle (daadwerkelijke) inkomsten en uitgaven staan geregistreerd.
Voor een volledig inzicht in de inkomsten en uitgaven zou een verder (forensisch accountants) onderzoek noodzakelijk zijn. Het is echter (zeer) de vraag of enig verder onderzoek gerechtvaardigd is, omdat bij de Onderzoekers twijfel bestaat omtrent de vraag of dat onderzoek vervolgens wel zal leiden tot een volledige en sluitende verantwoording. De Onderzoekers verwachten dat een dergelijk onderzoek slechts zal leiden tot een verdere discussie omtrent de omvang van het niet te verantwoorden gedeelte van het spaarfonds. TCA heeft immers inmiddels bijna tien maanden de tijd gehad om ten aanzien van het spaarfonds de onderste steen boven te krijgen en is daarin niet geslaagd. Hoewel de Onderzoekers voor in ieder geval 2/3 van de uitgaven uit het spaarfonds hebben kunnen constateren dat dit daadwerkelijk gebruikt is conform het oorspronkelijke bestedingsdoel (te weten: de aanschaf van het RASTA-systeem) en voor een aanzienlijk gedeelte van de resterende uitgaven facturen hebben ontvangen waarvan TCA stelt dat die uit het spaarfonds zijn voldaan, staat voor de Onderzoekers tegelijkertijd vast dat de registratie van één en ander - minst genomen - onvolledig en slordig te noemen is en niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen lijkt te zijn. Dit klemt te meer nu het spaarfonds bestaat uit middelen die door de certificaathouders voor een specifiek doel ter beschikking zijn gesteld en niet zonder meer - en zeker niet zonder nauwkeurige boekhoudkundige rekening en verantwoording - kunnen worden aangewend als algemene middelen van TCA.
3.33 Hetgeen de onderzoekers aldus rapporteren houdt in dat het ervoor moet worden gehouden dat de vennootschap tekortschiet als het gaat om de verantwoording van de door de certificaathouders in het spaarfonds bijeengebrachte gelden. De regels die inzake het spaarfonds zijn opgesteld, vergen immers dat hetgeen daarin aanwezig is en welke bestedingen daaruit hebben plaatsgevonden, op eenvoudige en transparante wijze moet kunnen worden vastgesteld. Immers, er zou sprake (moeten) zijn van afzonderlijke (deposito)rekeningen, de mogelijke bestemming van de middelen is beperkt en zorgvuldige registratie, los van de overige liquiditeiten van de vennootschap, zou vereist zijn met het oog op een eventuele restitutie van gestorte gelden aan de certificaathouders. Gedurende de duur van het onderzoek heeft de vennootschap de onderzoekers een zodanige eenvoudige en transparante vaststelling niet kunnen aanreiken. Nu omtrent een juiste gang van zaken rond het spaarfonds zoveel vraagtekens zijn blijven bestaan, die ook ter terechtzitting door de vennootschap niet konden worden weggenomen, moet zozeer als vaststaand worden aangenomen dat de vennootschap haar zorgplicht jegens de certificaathouders met betrekking tot de vastlegging van gegevens over het spaarfonds en de aanwending van de daarin bijeengebrachte middelen heeft verwaarloosd, dat ervan de conclusie geen andere kan zijn dan dat de vennootschap te dezen in ernstige mate onzorgvuldig heeft gehandeld.
3.34 Hetgeen is overwogen in 3.29 tot en met 3.31 en in 3.33 betekent dat is gebleken van wanbeleid van de vennootschap.
3.35 Herstel van juiste verhoudingen tussen de vennootschap en degenen die bij haar zijn betrokken noopt tot het treffen van een aantal voorzieningen. Gelet op hetgeen werd overwogen over het functioneren van de gehele TCA-structuur houden die voorzieningen in dat wijziging wordt gebracht in het bestuur van de vennootschap door en de feitelijke werkzaamheid daarin van Grijpink, Janmaat, Van Gelderen en C. van der Poel. Voorts is het ter waarborging van een onafhankelijke besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders geraden dat het stemrecht op de aandelen in handen komt van een derde, totdat de corporate governance van de vennootschap zodanig vorm heeft gekregen dat deze voldoet aan de eisen die daaraan met het oog op gezonde verhoudingen tussen alle betrokkenen dienen te worden gesteld.
3.36 Nu de vennootschap voorts in zoverre als de in het ongelijk te stellen partij moet worden aangemerkt zal zij worden verwezen in de kosten van geding voorzover het het geding tussen verzoekers en haar betreft. Voor het overige zullen die kosten worden gecompenseerd zoals hierna te vermelden.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
verstaat dat uit het verslag van het onderzoek in deze zaak is gebleken van wanbeleid van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Taxi Centrale Amsterdam B.V., gevestigd te Amsterdam, zoals hiervoor samengevat beschreven in rechtsoverweging 3.34;
ontslaat met onmiddellijke ingang Hendricus Josephus Grijpink als bestuurder van Taxi Centrale Amsterdam B.V.;
benoemt met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de periode van zes maanden W.R. Küh RA te Soest tot bestuurder van Taxi Centrale Amsterdam B.V.;
bepaalt dat deze bestuurder zich bij de uitoefening van zijn bestuurstaak desgewenst kan doen bijstaan door een (of meer) derde(n) op door hem met deze(n) overeen te komen voorwaarden;
bepaalt dat het door de bestuurder te bepalen salaris en diens kosten ten laste komen van Taxi Centrale Amsterdam B.V. en dat Taxi Centrale Amsterdam B.V. voor de betaling daarvan ten genoege van de bestuurder zekerheid dient te stellen;
beveelt met onmiddellijke ingang tijdelijk, vooralsnog voor een termijn van zes maanden, de overdracht ten titel van beheer aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon van alle aandelen die Stichting Administratiekantoor Taxicentrale Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, houdt in het geplaatste kapitaal van Taxi Centrale Amsterdam B.V.;
bepaalt dat de door deze persoon te bepalen vergoeding voor zijn werkzaamheden en diens kosten ten laste komen van Taxi Centrale Amsterdam B.V. en dat Taxi Centrale Amsterdam B.V. voor de betaling daarvan ten genoege van hem zekerheid dient te stellen;
vernietigt het besluit van (het bestuur van) de vennootschap tot het aangaan van de op 2 januari 2002 en 11 september 2003 gesloten managementovereenkomst met BUB Management B.V., het besluit van (het bestuur van) de vennootschap tot het aangaan van de op 6 januari 2004 gesloten managementovereenkomst met J.F.M. Managament onderscheidenlijk Johannes Franciscus Maria Janmaat en het besluit van (het bestuur van) de vennootschap tot het aangaan van de op 7 november 2005 gesloten managementovereenkomst met C. van der Poel, handelende onder de naam S.T.A.P.;
bepaalt op de voet van artikel 2:357 lid 2 BW dat de gevolgen van deze vernietiging intreden met ingang van heden en dat het Taxi Centrale Amsterdam B.V. met onmiddellijke ingang is verboden nog op enige wijze uitvoering aan deze overeenkomsten te geven of toe te staan dat telkens haar wederpartij(en) bij deze overeenkomsten rechten uit deze overeenkomsten uitoefenen;
veroordeelt Taxi Centrale Amsterdam B.V. in de kosten van het geding, voorzover het het geding tussen haar en verzoekers betreft, deze aan de zijde van verzoekers tot op heden begroot op € 2.973;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding tussen partijen overigens aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het - al of niet bij wijze van tegenverzoek - meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Willems, voorzitter, mr. Van Loon en mr. Mohr, raadsheren, Bunt en drs. Izeboud RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vorst-Glerum, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 6 juli 2006.
coll.: