Rb. Breda, 14-04-2005, nr. 2265-04
ECLI:NL:RBBRE:2005:AT3983, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
14-04-2005
- Zaaknummer
2265-04
- LJN
AT3983
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2005:AT3983, Uitspraak, Rechtbank Breda, 14‑04‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2008:BD6983, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 14‑04‑2005
Inhoudsindicatie
Al weken van tevoren werd er door de daders uitvoerig over gesproken. Tot in detail werden de plannen beraamd en op 26 mei 2004 werd het plan uitgevoerd en werd Tinka van Rooij vermoord. Zij werd meermalen met een hamer op haar hoofd geslagen, tengevolge waarvan zij overleed. Haar dode lichaam werd ingepakt in zeil en in De Biesbosch in het water gegooid. Twee weken later werd haar lichaam gevonden.
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 2265-04
1. Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement [geboorteplaats] tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats]
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. Doesburg, advocaat te Breda.
2. De tenlastelegging.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
- 1.
zij op of omstreeks 26 mei 2004 te Zevenbergschenhoek, gemeente Moerdijk, althans in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [sla[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp op en/of tegen het hoofd geslagen, althans meermalen, althans eenmaal (telkens) uitwendig mechanisch en/of (hevig) botsend geweld op het hoofd van die [slachtoffer] uitgeoefend en/of toegepast, (mede) tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[ver[verdachte] op of omstreeks 26 mei 2004 te Zevenbergschenhoek, gemeente Moerdijk, althans in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [sla[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben die [verdachte] en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp op en/of tegen het hoofd geslagen, althans meermalen, althans eenmaal (telkens) uitwendig mechanisch en/of (hevig) botsend geweld op het hoofd van die [slachtoffer] uitgeoefend en/of toegepast, (mede) tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2004 tot en met 27 mei 2004 te Oosterhout en/of Made, gemeente Drimmelen en/of Zevenbergschenhoek, gemeente Moerdijk en/of elders in de gemeente Moerdijk en/of Hank, gemeente Werkendam en/of elders in de gemeente Werkendam en/of Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- -
(telkens) besprekingen te houden en/of afspraken/plannen te maken met die [verdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] over het om het leven
brengen/vermoorden van die [slachtoffer], althans (telkens) haar woning ter beschikking te stellen aan die [verdachte] en/of [medeverdachte] en/of die [medeverdachte]
in verband met het bespreken van zijn/hun plan(nen) om die [slachtoffer] om het leven te brengen en/of
- -
op verzoek van die [verdachte] en/of die [medeverdachte] en/of [medeverdachte] in verband met het zoeken naar de (meest geschikte) dumpplek voor het stoffelijk
overschot van die [slachtoffer] een kaart van de Biesbosch te pakken en/of (mee) te kijken naar de plaats waar het lichaam van die [slachtoffer] (het beste) kon
worden gedumpt en/of
- -
de ketting(en), waarmee het lichaam/stoffelijk overschot van die [slachtoffer] verzwaard was/zou worden in de schuur behorende bij haar en/of [medeverdachte]s
woning te bewaren en/of op te slaan, althans te dulden dat de ketting(en), waarmee het lichaam/stoffelijk overschot van [slachtoffer] verzwaard was/zou
worden, werden opgeslagen in de schuur behorende bij haar en/of [medeverdachte]s woning en/of
- -
op woensdagavond 26 mei 2004 (telkens) telefonisch contact(en) te onderhouden met [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] op de hoogte te houden
van en/of te informeren over de komst van die [medeverdachte] bij die [medeverdachte] (op de afgesproken plek) en/of
- -
voorafgaande aan het plegen van de moord op die [slachtoffer] afspraken te maken met die [verdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] over een ieders alibi voor woensdagavond 26 mei 2004 en/of - te dulden dat die [verdachte] en/of die [medeverdachte] persoonlijke spullen van die [slachtoffer] heeft/hebben verbrand in de schuur behorende bij haar en/of [medeverdachte]s woning en/of - de auto waarin het stoffelijk overschot/lichaam van die [slachtoffer] werd vervoerd grondig te reinigen;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 26 mei 2004 te Zevenbergschenhoek, gemeente Moerdijk en/of elders in de gemeente Moerdijk en/of Werkendam en/of Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, het lijk van [sla[slachtoffer] heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer] te verhelen door met dat oogmerk het lichaam/stoffelijk overschot van [slachtoffer] in te pakken in zeil en/of (vervolgens) in een auto te vervoeren en/of (vervolgens) te verzwaren met (een) ketting(en) en/of (vervolgens) (in de Biesbosch) in het water te gooien/dumpen;
art 151 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] op of omstreeks 26 mei 2004 te Zevenbergschenhoek, gemeente Moerdijk en/of elders in de gemeente Moerdijk en/of Werkendam en/of Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, het lijk van [slachtoffer] heeft/hebben verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer] te verhelen, door met dat oogmerk het lichaam/stoffelijk overschot van [slachtoffer] in te pakken in zeil en/of (vervolgens) in een auto te vervoeren en/of (vervolgens) te verzwaren met (een) ketting(en) en/of (vervolgens) (in de Biesbosch) in het water te gooien/dumpen
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2004 tot en met 27 mei 2004 te Oosterhout en/of Made, gemeente Drimmelen en/of (in de gemeente) Werkendam, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- -
(telkens) besprekingen te houden en/of afspraken/plannen te maken met die [verdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] over het om het leven brengen/vermoorden van die [slachtoffer], althans (telkens) haar woning ter beschikking te stellen aan die [verdachte] en/of [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] in verband met het bespreken van zijn/hun plan(nen) om die [slachtoffer] om het leven te brengen en/of - op verzoek van die [verdachte] en/of die [medeverdachte] en/of [medeverdachte] in verband met het zoeken naar de (meest geschikte) dumpplek voor het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] een kaart van de Biesbosch te pakken en/of (mee) te kijken naar de plaats waar het lichaam van die [slachtoffer] (het beste) kon worden gedumpt en/of - de ketting(en), waarmee het lichaam/stoffelijk overschot van die [slachtoffer] verzwaard was/zou worden, in de schuur behorende bij haar en/of [medeverdachte]s woning te bewaren en/of op te slaan, althans te dulden dat de ketting(en), waarmee het lichaam/stoffelijk overschot van [slachtoffer] verzwaard was/zou worden, werden opgeslagen in de schuur behorende bij haar en/of [medeverdachte]s woning en/of - op woensdagavond 26 mei 2004 (telkens) telefonisch contact(en) te onderhouden met [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] op de hoogte te houden van en/of te informeren over de komst van die [medeverdachte] bij die [medeverdachte] (op de afgesproken plek) en/of - voorafgaande aan het plegen van de moord op die [slachtoffer] afspraken te maken met die [verdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] over een ieders alibi voor woensdagavond 26 mei 2004 en/of - te dulden dat die [verdachte] en/of die [medeverdachte] persoonlijke spullen van die [slachtoffer] heeft/hebben verbrand in de schuur behorende bij haar en/of [medeverdachte]s woning en/of - de auto waarin het stoffelijk overschot/lichaam van die [slachtoffer] werd vervoerd grondig te reinigen;
art 151 Wetboek van Strafrecht
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierover het volgende:
- -
Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat [verdachte] plannen had om [slachto[slachtoffer] te vermoorden;
- -
De plannen om [slachtoffer] te vermoorden werden veelal in de woning van verdachte en haar partner [medeverdachte] beraamd. Verdachte is daarbij aanwezig geweest.
- -
Verdachte heeft een kaart van De Biesbosch gepakt en haar broer [medeverdachte] heeft daarop aangewezen waar hij met de boot aan land zou komen en waar het lichaam van [slachtoffer] gedumpt zou worden;
- -
Verdachte was thuis op 26 mei 2004, de avond waarop [slachtoffer] werd vermoord;
- -
[verdachte] en [medeverdachte] aten die avond bij verdachte en haar partner [medeverdachte];
- -
[verdachte], [medeverdachte] en ook [medeverdachte] verlieten die avond de woning van verdachte;
- -
Verdachte heeft die avond tegen Jack gezegd dat zij er ook niets mee te maken wilde hebben;
- -
Verdachte heeft later die avond nog telefonisch contact gehad met [medeverdachte], die toen in zijn boot op het water zat. Hij vroeg haar waar [verdachte] bleef;
- -
Verdachte heeft daags na de moord op [slachtoffer] de auto, waarin het lichaam van [slachtoffer] was vervoerd, met chloor schoongemaakt;
Gelet op vorengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat [slachtoffer] de avond van 26 mei 2004 om het leven gebracht zou worden en dat haar lichaam vervolgens in het water gegooid zou worden. Hoewel de plannen voor de feiten veelal in de woning van verdachte werden beraamd, kan de rechtbank uit de bewijsmiddelen onvoldoende afleiden dat zij daarbij actief betrokken was. Gelet hierop en het feit dat zij niet lijfelijk aanwezig was bij de moord en bij het doen verdwijnen van het lijk van [slachtoffer] is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking niet bewezen verklaard kan worden en zal zij verdachte van de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten vrij spreken.
Over de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bij beide feiten overweegt de rechtbank het volgende. Zoals eerder overwogen twijfelt de rechtbank niet aan de wetenschap van verdachte dat [slachtoffer] vermoord zou worden en dat haar lichaam zou worden weggemaakt. Vast staat dat verdachte niets heeft gedaan om die beide misdrijven te voorkomen en dat zij een dag later de auto waarin het dode lichaam van [slachtoffer] was vervoerd met chloor heeft schoon gemaakt. Het feit dat zij de auto schoonmaakte nadat [slachtoffer] reeds was vermoord, levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen strafrechtelijke medeplichtigheid op, nu uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachte vóór of tijdens het misdrijf ondersteunende gedragingen heeft verricht. Ook aan passieve medeplichtigheid komt de rechtbank niet toe. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat er van passieve medeplichtigheid sprake kan zijn wanneer op verdachte een rechtsplicht rust om te beletten dat het misdrijf wordt gepleegd. Daarvan is in dit geval echter geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte strafrechtelijk niet verweten worden dat zij niets heeft gedaan om de beide ten laste gelegde misdrijven te voorkomen en het slachtoffer te beschermen. De rechtbank acht het wel moreel uiterst verwerpelijk dat verdachte wist van de moordplannen en niets heeft gedaan om de uitvoering daarvan te voorkomen en, nadat zij van de moord wist, heeft bijgedragen aan het uitwissen van sporen door het schoonmaken van de auto. Strafrechtelijk is de rechtbank van oordeel dat de beschikbare bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten bieden om de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten te kunnen bewezen verklaren. Dientengevolge zal zij verdachte vrij spreken van deze feiten.
Gelet hierop zal de rechtbank de vordering tot gevangenneming van verdachte, gedaan ter terechtzitting van 31 maart 2005, afwijzen.
8. De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 42.456,62, bestaande uit € 38.383,78, vermeerderd met de kosten van rechtsbijstand voor een bedrag van € 3.675,41 en de notariskosten voor een bedrag van € 406,43, terzake van hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Nu voor dat feit aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en nu daarvoor ook niet artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
9. De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Zij bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in zijn vordering in de zaak van verdachte en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Zij veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, begroot op nihil.(BP.16)
Zij wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Cohen-Koningsveld, voorzitter, mr. Luijks en mr. De Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Paulus en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 april 2005, zijnde mr. Paulus buiten staat dit vonnis te ondertekenen.