NJF 2005, 53
Procesrecht. Appellant beschikte ten tijde van het voeren van een procedure voor de kantonrechter niet over de machtiging (om namens een minderjarige een procedure te voeren) ex art. 1:349 BW en is door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep beschikt appellant wél over deze machtiging, zodat hij kan worden ontvangen in appèl.
Hof Leeuwarden 17-11-2004, ECLI:NL:GHLEE:2004:AR6440
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
17 november 2004
- Magistraten
Mrs. K.E. Mollema, J.R. Meijeringh, J.H. Kuiper, F.J. Streppel
- Zaaknummer
0400171
- LJN
AR6440
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHLEE:2004:AR6440, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 17‑11‑2004
- Wetingang
BW art. 1:349; BW art. 1:253k
Essentie
Procesrecht. Appellant beschikte ten tijde van het voeren van een procedure voor de kantonrechter niet over de machtiging (om namens een minderjarige een procedure te voeren) ex art. 1:349 BW en is door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep beschikt appellant wél over deze machtiging, zodat hij kan worden ontvangen in appèl.
Partij(en)
Appellant in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van X, in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie, proc. mr. V.M.J. Both,
tegen
Geïntimeerde, in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie, proc. mr. J.M. van Rongen.
Uitspraak
( ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.