NJF 2004, 264
Procesrecht. Hoger beroep van zogenaamd Mulderfeit. Ingevolge art. 26a lid 2WAHV is degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd in zijn (hoger) beroep ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag plus de kosten. In casu bedraagt het verschuldigde griffierecht € 21,75 (debetbedrag ex art. 18 Wet tarieven burgerlijke zaken), waarnaast nog zekerheid moet worden gesteld voor de administratieve sanctie ad € 180,51. Het gevraagde bedrag aan zekerheidstelling levert in casu ontoelaatbare beperking op in de zin van art. 6EVRM en Hof stelt dit bedrag vast op € 48,25.
Hof Leeuwarden 10-03-2004, ECLI:NL:GHLEE:2004:AO5432
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
10 maart 2004
- Magistraten
mrs. A. Dijkstra, H.M. Poelmann, R. Weenink
- Zaaknummer
WAHV04/00074
- LJN
AO5432
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHLEE:2004:AO5432, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 10‑03‑2004
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Hoger beroep van zogenaamd Mulderfeit. Ingevolge art. 26a lid 2WAHV is degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd in zijn (hoger) beroep ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag plus de kosten. In casu bedraagt het verschuldigde griffierecht € 21,75 (debetbedrag ex art. 18 Wet tarieven burgerlijke zaken), waarnaast nog zekerheid moet worden gesteld voor de administratieve sanctie ad € 180,51. Het gevraagde bedrag aan zekerheidstelling levert in casu ontoelaatbare beperking op in de zin van art. 6EVRM en Hof stelt dit bedrag vast op € 48,25.
Partij(en)
M. (hierna te noemen: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.