Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/8.3
8.3 De begrippen “participant”, “partner”, “compagnon”, “deelhebber”, “deelgenoot”, “lid”, “vennoot” en “aandeelhouder”
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371784:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, Van Dale Lexicografie BV, Utrecht / Antwerpen, veertiende editie, 2005.
Dit manuscript is gebaseerd op de op 1 januari 2009 (de datum van afsluiting van dit manuscript) beschikbare teksten van het wetsvoorstel personenvennootschappen. Totdat Titel 7.13 BW in werking treedt,,worden de bij een personenvennootschap betrokken actoren als “maat” of “vennoot” aangeduid, afhankelijk van het antwoord op de vraag of het een maatschap dan welk een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap betreft. Zie hierover nader: Deel IV, hoofdstuk 24.
Niet voor niets kent de Nederlandse taal een afzonderlijk woord voor de taal die juristen bezigen: “juristentaal”.
Taal is een communicatiemiddel. Taal ontwikkelt zichzelf en verandert met de maatschappij waarin zij wordt gebezigd. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat onze taal verschillende aanduidingen bevat voor de actoren die een samenwerkingsverband vormen. In Van Dale komen als gangbare benamingen onder andere “participant”, “partner”, “compagnon”, “deelhebber”, “deelgenoot”, “lid”, “vennoot” en “aandeelhouder” voor.1 De wijze waarop een actor, die aan een samenwerkingsverband deelneemt, wordt aangeduid is niet alleen afhankelijk van de context waarin het betreffende begrip wordt gehanteerd, maar is veelal ook afhankelijk van de rechtsvorm van het samenwerkingsverband. Zo worden de deelnemende actoren aan een kapitaalsvennootschap aangeduid als “aandeelhouders”, die aan een personenvennootschap als “vennoot”2 en die aan een vereniging, coöperatie en EESV als “leden”. Een jurist zal aan de wijze waarop de samenwerkende actor wordt aangeduid, als vanzelf een aanname maken ten aanzien van het type samenwerkingsverband waarmee hij te maken heeft. Behoedzaamheid is echter geboden. De taal die door juristen wordt gebezigd is niet altijd dezelfde als die in het maatschappelijk verkeer gangbaar is.3 Voor iemand die niet juridisch geschoold is, doet het er weinig toe dat de bij een personenvennootschap betrokken actoren juridisch niet als aandeelhouder, maar als vennoot plegen te worden aangeduid. Spraakverwarring ligt dan ook op de loer.
Dit onderzoek gaat over de wijze waarop actoren bij een samenwerkingsverband ten opzichte van elkaar handelen en – indien het samenwerkingsverband op zichzelf een entiteit is – hoe zij in de relatie met het samenwerkingsverband handelen. Omdat het onderzoek zich niet beperkt tot één enkele vorm van contractuele samenwerking, acht ik het nuttig een neutrale, juridisch niet geladen, rechtsvormneutrale aanduiding te gebruiken voor de actoren. Hoewel gezien het contractuele karakter van de samenwerkingsverbanden in dit onderzoek op zichzelf zou kunnen worden volstaan met de begrippen “partijen” of “contractanten” meen ik dat die begrippen niet goed het centrale thema van samenwerking tot uitdrukking brengen. Geschikter acht ik de term “participant”. Deze term brengt tot uitdrukking dat de actor ergens aan deelneemt, zonder dat de term iets zegt over de rechtsvorm van de actor zelf of van die van het samenwerkingsverband. In dit onderzoek hanteer ik daarom het begrip “participant” om de partijen bij een contractueel samenwerkingsverband aan te duiden.