Onduidelijk is bij beide dateringen of de Europese of Amerikaanse dateringsvolgorde is toegepast.
Rb. Den Haag, 10-10-2018, nr. C/09/521393 / HA ZA 16-1269
ECLI:NL:RBDHA:2018:12254
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
10-10-2018
- Zaaknummer
C/09/521393 / HA ZA 16-1269
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2018:12254, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 10‑10‑2018; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:1371
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑10‑2018
Inhoudsindicatie
Internationale bevoegdheid. Woonplaats gedaagde inartikel 8 Brussel I bis-Vo. Auteursrecht. Overdracht auteursrechten. Maakt Lidl scheerapparaat inbreuk op auteursrecht Philips scheerapparaat? Geen slaafse nabootsing van apparaat dat niet meer op markt is
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/521393 / HA ZA 16-1269
Vonnis van 10 oktober 2018
in de zaak van
1. KONINKLIJKE PHILIPS N.V., te Eindhoven,
2. PHILIPS CONSUMER LIFESTYLE B.V., te Eindhoven,
eiseressen,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht LIDL NEDERLAND GMBH,
te Neckarsulm, Duitsland,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht LIDL STIFTUNG & CO KG,
te Neckarsulm, Duitsland,
3. de rechtspersoon naar vreemd recht KOMPERNAß HANDELS GMBH,
te Bochum, Duitsland,
gedaagden,
advocaat mr. Th.C.J.A. van Engelen te Utrecht.
Partijen zullen hierna ook Koninklijke Philips en Philips Consumer Lifestyle (gezamenlijk: Philips) en Lidl Nederland, Lidl Stiftung en Kompernaß (gezamenlijk: Lidl) worden genoemd. De zaak is voor Philips inhoudelijk behandeld door mr. J.C.H. van Manen en mr. L.E. Fresco en mr. L.E. Dijkman, advocaten te Amsterdam, en voor Lidl door de advocaat voornoemd en mr. G.C. Leander, advocaat te Utrecht.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 7 oktober 2016;
- -
de akte overlegging producties 1 t/m 26 van Philips;
- -
de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 13 van Lidl;
- -
de conclusie van repliek met producties 27 t/m 34 van Philips;
- -
de conclusie van dupliek met productie 14 van Lidl;
- -
de akte vermindering c.q. wijziging van eis en overlegging aanvullende producties 35 t/m 45 van Philips;
- -
de akte overlegging aanvullende producties 46 t/m 56 van Philips;
- -
de akte verduidelijking eis en overlegging aanvullende producties 57 en 58 van Philips;
- -
de akte overlegging productie 15 van Lidl;
- -
het aanvullende proceskostenoverzicht, versie 21 maart 2018, van Lidl;
- -
de ter gelegenheid van het op 23 maart 2018 gehouden pleidooi door partijen overgelegde pleitnotities;
- -
de akte na pleidooi inzake bevoegdheid, subsidiair verzoek verwijzing, van Philips van 25 april 2018;
- -
de antwoordakte na pleidooi inzake bevoegdheid van Lidl van 23 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Koninklijke Philips staat aan het hoofd van het ‘Philips’-concern en heeft verschillende werkmaatschappijen. Het concern is een wereldwijde onderneming op het terrein van onder meer apparaten voor persoonlijke verzorging, waaronder elektrische scheerapparaten (de "Philips Shavers"). Hieronder is een afbeelding van een aantal Philips Shavers weergegeven.
2.2.
Onder de Philips Shavers bevinden zich de in 2007 geïntroduceerde Arcitec (hierna: de Arcitec) en de zwart/zilveren uitvoering van de SensoTouch 3D (hierna: de ST3D) die in 2010 werd geïntroduceerd.
2.3.
Koninklijke Philips is houdster van de Philips-merken waaronder de Philips Shavers worden verkocht. Philips Consumer Lifestyle heeft de ST3D op de markt gebracht.
2.4.
Philips International B.V. (hierna: Philips International) heeft in een brief aan [de ontwerper] (hierna: [de ontwerper] ) gedateerd 01-01-02 een aanbod voor een vast dienstverband gedaan. [de ontwerper] heeft deze brief voor akkoord ondertekend op ʽ14 Fev 2001ʼ.
2.5.
In een document getiteld “Deed of Assignment”, is vermeld:
Het document noemt Philips International (PI in het document), [de ontwerper] (Designer in het document) en Koninklijke Philips Electronics N.V. (Philips in het document) als partijen. Het is ondertekend namens Koninklijke Philips Electronics N.V. op 7/8/2007 en door [de ontwerper] op 07-07-20161.. Een handtekening namens Philips International ontbreekt. Als bijlagen zijn onder andere de volgende afbeeldingen toegevoegd:
2.6.
Koninklijke Philips heeft een Europese modelregistratie gedaan op 9 juni 2006, gepubliceerd op 4 december 2008, met het registratienummer 000542188-0002. Daarvan maken de volgende afbeeldingen onderdeel uit:
2.7.
Koninklijke Philips heeft een Europese modelregistratie gedaan op 7 december 2009, gepubliceerd op 21 december 2009, met het registratienummer 001644220-0002. Daarvan maken de volgende afbeeldingen onderdeel uit:
2.8.
Lidl Nederland en Lidl Stiftung maken deel uit van een wereldwijd opererend supermarktconcern. Lidl Nederland verzorgt de distributie voor en exploitatie van de Lidl-winkels in Nederland.
2.9.
Sinds juni 2016 is een scheerapparaat voorzien van het merk SILVERCREST in Nederland en een aantal andere landen op de markt gebracht (hierna: de Silvercrest). Lidl Nederland heeft de Silvercrest in Nederland op de markt gebracht. Hieronder is een aantal aanzichten van de Silvercrest, in de kleuren zwart/zilver en zwart/groen weergegeven.
2.10.
Lidl Stiftung is rechthebbende op het Uniemerk SILVERCREST. De naam en het adres van Kompernaß staan op de verpakking van de Silvercrest vermeld. In de gebruiksaanwijzing van de Silvercrest staat Kompernaß als importeur vermeld.
2.11.
In een tussen partijen - met uitzondering van Kompernaß - gewezen vonnis van de Voorzieningenrechter in deze rechtbank van 10 augustus 2016 is aan Lidl Nederland en Lidl Stiftung - kort gezegd - een verbod opgelegd om inbreuk te maken op de auteursrechten van Philips op de Philips Shavers, althans de ST3D, meer in het bijzonder is haar bevolen zich in Nederland te onthouden van het aanbieden en verhandelen van de Silvercrest en andere scheerapparaten die geen andere totaalindruk wekken, een en ander op straffe van een dwangsom. Lidl Nederland en Lidl Stiftung hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. In het hoger beroep is nog geen arrest gewezen.
3. Het geschil
3.1.
Philips vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. Gedaagden, ieder afzonderlijk, te bevelen binnen 24 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, primair in Nederland, Frankrijk, België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Polen, subsidiair in Nederland, de inbreuk op de auteursrecht van eiseressen op de ST3D, en/of het onrechtmatig handelen jegens eiseressen als in de dagvaarding omschreven, te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder zich te onthouden van het tonen, promoten, aanbieden, verkopen of anderszins verhandelen van de Inbreukmakende Shavers of andere shavers die verwarringwekkend overeenstemmen met de ST3D en/of geen andere totaalindruk wekken;
B. gedaagden te bevelen om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan de advocaten van eiseressen een door een onafhankelijke registeraccountant, die geen eerdere zakelijke relatie heeft gehad met gedaagden, op basis van zelfstandig door die registeraccountant verricht onderzoek, gecertificeerde verklaring te verstrekken, vergezeld van alle relevante documenten en vergezeld van een verklaring van de registeraccountant betreffende de wijze waarop deze te werk is gegaan en de rekenmethodes die daarbij zijn gebruikt ter staving van die verklaring, betreffende:
a. het totaal aantal Inbreukmakende Shavers dat gedaagden hebben geproduceerd, doen produceren, besteld, in voorraad hebben, hebben gedistribueerd en/of verkocht in Nederland, Frankrijk, België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Polen, danwel subsidiair in Nederland;
b. de inkoop- en verkoopprijs van de onder a. genoemde Inbreukmakende Shavers die gedaagden hebben betaald en/of gerekend;
c. het totaalbedrag aan winst dat gedaagden hebben behaald ten gevolge van de verkoop van de onder a. genoemde Inbreukmakende Shavers;
althans met vermelding van zodanige gegevens als de Rechtbank, in afwijking van het eerder gevorderde, passend zal achten;
C. gedaagden te bevelen, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de nog bij hun aan hun professionele afnemers in de landstaal van de betreffende afnemer een aangetekende brief te zenden met uitsluitend de navolgende inhoud en zonder bijschrift:
"De Rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van [invullen datum] beslist dat Lidl door het op de markt brengen van het Silvercrest scheerapparaat van het type SRR 3.7 C.4 inbreuk maakt op de [auteurs]rechten van Philips op haar SensoTouch 3D scheerapparaat.
Deze scheerapparaten mogen derhalve niet langer worden aangeboden, verkocht of geleverd, dan wel gebruikt of in voorraad gehouden. Wij verzoeken u hierbij deze producten niet langer aan te bieden (in winkels, op web sites, in reclamefolders e. d.) en alle exemplaren van dit product en de promotiematerialen daarvoor die zich onder u bevinden aan ons te retourneren. Wij zullen de aankoopprijs en alle kosten in verband met de retournering van de producten aan u vergoeden."
dan wel een brief met zodanige inhoud of vorm als de Rechtbank Den Haag in goede justitie zal bepalen, een en ander onder de verplichting om gelijktijdige kopieën van alle verzonden brieven te verschaffen aan Philips;
D. gedaagden te bevelen om binnen 14 (veertien) dagen na betekening van dit vonnis, op eigen kosten, de totale hoeveelheid bij hen nog in voorraad zijnde en op grond van sub C. teruggehaalde lnbreukmakende Shavers, en voorts alle brochures en andere promotiemiddelen daarvoor, te (laten) vernietigen in het bijzijn van een deurwaarder en om aan de advocaten van eiseres een kopie van het vernietigingsrapport, ondertekend door de deurwaarder, te sturen;
E. gedaagden te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis op de homepages van de websites van gedaagden, primair in Nederland, Frankrijk, België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Polen, subsidiair in Nederland, onmiddellijk zichtbaar de volgende tekst te (laten) plaatsen in zwart gedrukt lettertype arial 14 punts tegen een witte achtergrond, vertaald in de officiële taal van het desbetreffende land:
"Op [datum] heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld dat Lidl scheerapparaten op de markt heeft gebracht die [inbreuk maken op de auteursrechten van Philips op] [en] [een onrechtmatige slaafse nabootsing zijn van] de Sensotouch 3D scheerapparaten. Lidl zal de bedoelde producten niet meer aanbieden."
dan wel een tekst met zodanige inhoud of vorm als de Rechtbank Den Haag in goede justitie zal bepalen;
F. gedaagden te bevelen, ieder afzonderlijk, per overtreding van het sub A bepaalde aan eiseressen een dwangsom te betalen van Euro 25.000,-- (vijfentwintigduizend Euro) per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat genoemd verbod wordt overtreden, dan wel, ter keuze van eiseressen, van EUR 2.500,-- (vijfentwintighonderd Euro) per in strijd met de sub A bepaalde verhandelde Inbreukmakende Shavers; en gedaagden te bevelen aan eiseressen per overtreding van (één van) de sub B tot en met E bedoelde bevelen aan eiseressen een dwangsom te betalen van EUR 10.000,--(tienduizend Euro) per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat (één van) de sub B) tot en met E) bedoelde bevelen niet na worden gekomen;
G. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan eiseressen te vergoeden de schade die eiseressen hebben geleden en onverhoopt nog verder zullen lijden ten gevolge van de in deze dagvaarding omschreven auteursrechtinbreuk en/of het onrechtmatig handelen van gedaagden, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen zoals voorzien in de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de marktintroductie door de betreffende gedaagden van de Inbreukmakende Shavers, althans vanaf een door de Rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag der algehele voldoening en/of, zulks ter keuze van eiseressen, de door gedaagden met de hier aan de orde zijnde handelingen genoten winsten aan eiseres af te dragen, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de introductie door de betreffende gedaagde van de Inbreukmakende Shavers, althans vanaf een door de Rechtbank vast te stellen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
H. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de volledige proceskosten van dit geding ex art. 1019h Rv en subsidiair, voor zover de vorderingen van eiseressen (alleen) zouden worden toegewezen op basis van onrechtmatige daad, conform het liquidatietarief.
3.2.
Philips legt aan haar vorderingen - samengevat - onder meer het volgende ten grondslag. Lidl maakt door het op de markt brengen van de Silvercrest in de onder 3.1 genoemde landen inbreuk op de auteursrechten van Koninklijke Philips op de ST3D, dan wel de Arcitec. Philips lijdt daardoor schade. Daarnaast handelt Lidl met het verhandelen van de Silvercrest in die landen onrechtmatig jegens Philips, nu de Silvercrest een slaafse nabootsing van de ST3D betreft.
3.3.
Lidl voert verweer. Zij bestrijdt onder meer de internationale bevoegdheid van de rechtbank in de zaken tegen Lidl Stiftung en Kompernaß. Voorts stelt Lidl zich op het standpunt dat de rechtbank voor geen van de gedaagden bevoegdheid heeft voor grensoverschrijdende maatregelen. Inhoudelijk voert Lidl aan dat de ST3D en de Arcitec geen auteursrechtelijk beschermde werken zijn, althans dat de Silvercrest daarop geen inbreuk maakt. Daarnaast betwist zij dat Koninklijke Philips de auteursrechten op de Arcitec, zo daarvan al sprake zou zijn, houdt. Lidl bestrijdt voorts dat de Silvercrest een slaafse nabootsing van de ST3D vormt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
In de zaak tegen Lidl Nederland
4.1.
De rechtbank is op grond van artikel 26 Brussel I bis-Vo2.(internationaal) en artikel 110 Rv3.(relatief) bevoegd om van de vorderingen tegen Lidl Nederland kennis te nemen, nu Lidl Nederland in de procedure is verschenen en die bevoegdheid niet heeft betwist.
In de zaken tegen Lidl Stiftung en Kompernaß
4.2.
Lidl Stiftung en Kompernaß hebben de bevoegdheid van deze rechtbank (tijdig) betwist. Deze enkele betwisting, waarbij niet van belang is wat zij daartoe hebben aangevoerd en ongeacht het standpunt van Lidl Nederland ten aanzien van de bevoegdheid van deze rechtbank in de zaak tegen haar, brengt mee dat bevoegdheid ten aanzien van die partijen niet kan worden gebaseerd op artikel 26 Brussel I bis-Vo. De rechtbank dient derhalve te beoordelen of haar bevoegdheid op een andere grondslag kan worden gebaseerd.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat uit rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de rechtbank in het kader van de toetsing van de bevoegdheid alle ter beschikking staande gegevens in aanmerking dient te nemen, daaronder begrepen al hetgeen Lidl Stiftung en Kompernaß ter betwisting van de vorderingen hebben aangevoerd.4.
4.4.
Ten aanzien van Lidl Stiftung heeft Philips gesteld dat bevoegdheid kan worden gebaseerd op artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo. Volgens Philips heeft Lidl Stiftung woonplaats in Nederland als bedoeld in dat artikel, omdat zij is geregistreerd in het Nederlandse Handelsregister en blijkens deze registratie in Nederland een vestiging heeft te Breda (Hazeldonk) vanuit waar zij voor deze zaak relevante expeditie- en cargadoorsdiensten verricht. Lidl heeft betwist dat Lidl Stiftung woonplaats heeft in Nederland.
4.5.
Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Op grond van artikel 63 lid 1 Brussel I bis-Vo hebben voor de toepassing van deze verordening vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van (a) hun statutaire zetel, (b) hun hoofdbestuur, of (c) hun hoofdvestiging. Ten aanzien van Lidl Stiftung geldt dat haar statutaire zetel en hoofdbestuur zich in Duitsland (Neckarsulm) bevinden. Van de vestiging te Breda waarop Philips doelt, kan niet gezegd worden dat dit het centrum van de bedrijfsactiviteiten van Lidl Stiftung betreft. Immers, Philips heeft niet weersproken dat Lidl Stiftung geen werknemers heeft in Breda en dat in het Handelsregister het Nederlandse Breda is vermeld als vestigingsadres uitsluitend om fiscale redenen. Deze plaats is derhalve niet als hoofdvestiging van Lidl Stiftung aan te merken. De rechtbank kan, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, ten aanzien van Lidl Stiftung derhalve geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo.
4.6.
Philips heeft voorts gesteld dat ten aanzien van zowel Lidl Stiftung als Kompernaß bevoegdheid kan worden ontleend aan artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo, nu het schadebrengende feit, de verhandeling van de Silvercrest waar alle gedaagden bij zijn betrokken, zich mede voordoet of heeft voorgedaan in Nederland. Naast het in Nederland op de markt brengen gaat het om de promotie en het aanbod door Lidl op o.a. de Lidl websites en de import, distributie, het aanbod en de verdere verhandeling in de EU, althans de dreiging daartoe, aldus Philips.
4.7.
Lidl Stiftung heeft gemotiveerd betwist dat zij de gestelde expeditie- en cargodiensten feitelijk uitvoert, meer in het bijzonder dat zij die diensten aanbiedt ten aanzien van de Silvercrest, en heeft erop gewezen dat de domeinnaam Lidl.nl weliswaar op naam van Lidl Stiftung is geregistreerd, maar dat de website enkel door Lidl Nederland wordt beheerd, zoals ook op de website staat vermeld. Kompernaß wijst erop dat zij, zoals ook in de handleiding staat vermeld, slechts leverancier/importeur van de Silvercrest in Duitsland is en dat dus geen sprake is van het in auteursrechtelijke zin openbaar maken van de Silvercrest in Nederland door haar. De rechtbank is van oordeel dat Philips tegenover deze gemotiveerde betwisting door Lidl Stiftung en Kompernaß, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen van Lidl Stiftung en Kompernaß, waarbij het schadebrengende feit als bedoeld in artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo zich in Nederland heeft voorgedaan.
4.8.
Philips heeft voorts gesteld dat de rechtbank ten aanzien van Lidl Stiftung en Kompernaß bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Vo. Op grond van dit artikel kan een persoon die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft, indien er meer dan één verweerder is, ook worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van één hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Volgens Philips is daarvan sprake en brengt de bevoegdheid ten aanzien van Lidl Nederland mee dat deze rechtbank ook bevoegd is ten aanzien van de twee andere gedaagden.
4.9.
De rechtbank stelt in dit verband het volgende voorop. Deze bijzondere regel, waarmee wordt afgeweken van de in artikel 4 Brussel I bis-Vo neergelegde beginselbevoegdheid van de rechter van de woonplaats van de verweerder, moet eng worden uitgelegd. Die uitleg mag zich enkel uitstrekken tot de in die verordening uitdrukkelijk bedoelde gevallen.5.Anders dan artikel 4 lid 1, wijst de bijzondere bevoegdheidsgrond van artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Vo niet de gerechten van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft als bevoegde rechter aan, maar een specifiek gerecht, te weten het gerecht van de woonplaats van de medeverweerder. Mede gelet op de hiervoor genoemde enge uitleg, moet worden aangenomen dat het hierbij gaat om het gerecht in het arrondissement waar de medeverweerder woonplaats heeft.6.Evenals bij artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo dient voor de toepassing van artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Vo de woonplaats van een rechtspersoon te worden vastgesteld overeenkomstig het autonome woonplaatsbegrip van artikel 63 lid 1 Brussel I bis-Vo dat, zoals hiervoor sub 4.5 is overwogen bepaalt dat het gaat om de plaats van statutaire zetel, hoofdbestuur, of hoofdvestiging. Anders dan Philips heeft gesteld, dienen internrechtelijke bepalingen van lidstaten, zoals de artikelen 99 en 110 Rv en de artikelen 1:10 en 1:14 BW7., derhalve buiten toepassing te blijven.
4.10.
Uit een uittreksel van haar inschrijving in het Handelsregister volgt dat Lidl Nederland haar statutaire zetel heeft in Neckarsulm (Duitsland). Onder het kopje “Onderneming” is vervolgens een vestiging met de handelsnaam “Lidl” met een adres in Huizen (Noord-Holland) vermeld. Vervolgens zijn in het uittreksel vele vestigingen met diezelfde handelsnaam in verschillende plaatsen in Nederland vermeld. Dat het hoofdbestuur of de hoofdvestiging van Lidl Nederland in een andere plaats dan Neckarsulm of Huizen is gevestigd, is niet gesteld of gebleken. Dat Lidl Nederland meerdere vestigingen (filialen) in Den Haag heeft, kan, anders dan Philips heeft gesteld, niet tot het oordeel leiden dat zij woonplaats heeft in Den Haag als bedoeld in artikel 63 lid 1 Brussel I bis-Vo. Geen van die filialen kan immers worden aangemerkt als het centrum van haar bedrijfsactiviteiten. Tussen partijen is in wezen ook niet in geschil dat dat in Huizen is gesitueerd. Uit het voorgaande volgt dat Lidl Nederland geen woonplaats heeft in het arrondissement Den Haag in de zin van 63 lid 1 Brussel I bis-Vo, zodat deze rechtbank reeds om die reden niet op grond van artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Vo bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen haar medegedaagden Lidl Stiftung en Kompernaß. Dat Lidl Nederland zich in de tegen haar ingestelde procedure niet heeft beroepen op (relatieve) onbevoegdheid van deze rechtbank, maakt dat, gelet op de betwisting van de bevoegdheid van deze rechtbank door haar medegedaagden Lidl Stiftung en Kompernaß en de hierboven genoemde enge en autonome uitleg van de artikelen 8 lid 1 en 63 lid 1 Brussel I bis-Vo, niet anders. Een gedaagde mag wat betreft de vraag of hij voor een vreemde rechter kan worden gedaagd, niet afhankelijk zijn van het verweer dat een andere gedaagde, en niet hijzelf, voert.
4.11.
Philips heeft meer subsidiair - voor het geval de rechtbank zich (gedeeltelijk) relatief onbevoegd zou verklaren tegen alle gedaagden - verzocht om verwijzing van de gehele zaak naar de rechtbank Midden-Nederland. Reeds omdat deze rechtbank in de zaak tegen Lidl Nederland internationaal en relatief bevoegd is, wordt aan die voorwaarde niet voldaan. Voor zover Philips dit subsidiaire verzoek ook bedoelt te doen voor het geval de rechtbank zich slechts jegens een deel van de gedaagden onbevoegd verklaart, zal de rechtbank ook niet tot verwijzing van de zaak overgaan. Nu de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van de zaak tussen Philips en Lidl Nederland en er dus geen grond is die zaak naar de rechtbank Midden-Nederland te verwijzen, zijn er ook geen aanknopingspunten voor verwijzing van de zaken tussen Philips en Lidl Stiftung en Kompernaß naar die rechtbank.
4.12.
De slotsom van het voorgaande is dat de rechtbank bevoegd is om van de vorderingen tegen Lidl Nederland kennis te nemen en dat zij zich ten aanzien van de vorderingen tegen Lidl Stiftung en Kompernaß onbevoegd dient te verklaren.
Toepasselijk recht
4.13.
Philips heeft vorderingen ingesteld ten aanzien van de onder 3.1 genoemde landen. Zij heeft gesteld dat deze landen het meest relevant zijn in de onderhavige procedure, nu zij heeft kunnen vaststellen dat de Silvercrest door Lidl (dat wil zeggen gedaagden gezamenlijk) in die landen wordt verhandeld, althans dat daartoe een reële dreiging bestaat. Ten aanzien van Lidl Nederland heeft Philips gesteld dat deze vennootschap (in ieder geval) in Nederland de Silvercrest op de markt brengt, dat alle Lidl-winkels in Nederland vestigingen van Lidl Nederland zijn en dat Lidl Nederland genoemd staat als exploitante van de website www.lidl.nl - waarop de weekfolder met een advertentie voor Silvercrest stond - en van de Nederlandse Facebookpagina van Lidl. Voorts heeft zij gesteld dat niet gezegd is dat Lidl Nederland niet in andere landen actief is (geweest). Ten slotte heeft Philips gesteld dat het, nu Lidl als één concern naar buiten treedt, voor Philips moeilijk te achterhalen is welke gedaagde in welk land precies wat doet en dat die onduidelijkheid voor rekening van Lidl dient te komen.
4.14.
Lidl heeft betwist dat Lidl Nederland buiten Nederland actief is en gesteld dat in elk van de landen waar het Lidl-concern actief is, duidelijk kenbaar is welke rechtspersoon binnen het concern de vestigingen exploiteert en verantwoordelijk is voor de activiteiten in dat land. In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft Philips onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden vastgesteld dat Lidl Nederland buiten Nederland betrokken is bij de verhandeling van de Silvercrest. Nu dat niet vaststaat, liggen de vorderingen voor zover die zijn gericht op inbreuk of onrechtmatig handelen door Lidl Nederland buiten Nederland, op feitelijke gronden voor afwijzing gereed. Daarmee kan in het midden blijven welk recht van toepassing is op het door Philips gestelde handelen van Lidl Nederland in andere landen.
4.15.
Lidl Nederland heeft niet betwist dat zij de haar verweten handelingen in Nederland feitelijk heeft uitgevoerd. Op de hierna volgende beoordeling daarvan is, zoals tussen partijen ook niet in geschil is, Nederlands recht van toepassing.
Auteursrecht
Rechthebbende
4.16.
Philips beroept zich wat betreft de door haar gestelde auteursrechtinbreuk primair op de ST3D en subsidiair op de Arcitec. Voor zover deze scheerapparaten voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen - hierop zal hierna worden ingegaan - zal de rechtbank eerst vaststellen wie in dat geval als rechthebbende dient te worden aangemerkt. Ten aanzien van de ST3D heeft Lidl de stelling van Philips dat Koninklijke Philips de auteursrechthebbende is niet betwist, zodat dit vast staat. Lidl heeft ten aanzien van de Arcitec wel betwist dat Koninklijke Philips daarvan de auteursrechten houdt.
4.17.
Uit artikel 1 Aw8.volgt dat het auteursrecht toekomt aan de maker van een werk. In artikel 4 Aw is bepaald dat als maker van een werk wordt beschouwd degene die op of in het werk als zodanig is aangeduid, behoudens tegenbewijs, of, bij gebreke van een aanduiding, degene die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem die het openbaar maakt. In artikel 7 Aw is bepaald dat indien de arbeid in dienst van een ander verricht bestaat in het vervaardigen van werken, degene in wiens dienst de werken zijn vervaardigd als maker van de werken wordt aangemerkt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen. In artikel 8 Aw is bepaald dat, indien een rechtspersoon een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij een natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden, de rechtspersoon als maker van dat werk wordt aangemerkt, tenzij de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was.
4.18.
Philips heeft ten aanzien van haar auteursrechten op de Arcitec bij dagvaarding verwezen naar haar productie 16. Productie 16b, die op de Arcitec ziet, bevat de in 2.4 beschreven brief van Philips International aan [de ontwerper] en de in 2.5 beschreven “Deed of Assignment” tussen Philips International en [de ontwerper] enerzijds en Koninklijke Philips Electronics N.V. anderzijds. Nu Lidl dit niet heeft betwist, houdt de rechtbank het er voor dat Koninklijke Philips Electronics N.V. dezelfde rechtspersoon is als eiseres sub 1, Koninklijke Philips. Lidl heeft bij conclusie van antwoord betwist dat hieruit volgt dat Philips rechthebbende is op eventuele auteursrechten op de Arcitec. Zij heeft gesteld dat onduidelijk is wie de Arcitec heeft/hebben ontworpen, of die maker(s) destijds in dienst was/waren van Philips en zo ja, van welke Philips-vennootschap, of het ontwerp tot stand kwam in het kader van een dienstbetrekking conform artikel 7 Aw en of de eventueel aan een andere Philips-vennootschap toekomende auteursrechten conform artikel 2 lid 3 Aw aan Koninklijke Philips zijn overgedragen. Ten aanzien van de “Deed of Assignment” heeft Lidl er onder meer op gewezen dat deze niet is ondertekend door Philips International, zodat de werkgeversauteursrechten van Philips International niet door middel van dit document zijn overgedragen.
4.19.
Philips heeft bij conclusie van repliek gesteld dat zij zich wat betreft de auteursrechten op de Arcitec kan beroepen op artikel 8 Aw, nu zij de Arcitec onder haar eigen (merk)naam op de markt heeft gebracht. Zij stelt dat zij daarnaast op grond van artikel 7 Aw de auteursrechten houdt op de Arcitec, die is ontworpen door haar werknemer en senior design-manager [de ontwerper] tijdens zijn dienstverband bij Philips en de rechten daarop heeft overgedragen aan Koninklijke Philips. Philips heeft daarbij het ontwerperschap van [de ontwerper] onderbouwd met stukken betreffende een “United States Design Patent” en gegevens uit een online database van het Zürich Design Museum betreffende de Arcitec, waarin [de ontwerper] als ontwerper staat vermeld. Bij conclusie van dupliek heeft Lidl aangevoerd dat de stelling van Philips dat zij de Arcitec onder haar eigen (merk)naam op de markt heeft gebracht, onvoldoende is voor het verkrijgen van auteursrechten op grond van artikel 8 Aw. Voorts heeft zij gesteld dat met de door Philips overgelegde stukken ten aanzien van het ontwerperschap van [de ontwerper] niet is bewezen dat de auteursrechten op de Arcitec op grond van artikel 7 Aw aan Philips toebehoren.
4.20.
Philips beroept zich wat betreft haar auteursrechten op de Arcitec ten eerste op artikel 8 Aw. Voor zover dat artikel al kan prevaleren boven het werkgeversauteursrecht van artikel 7 Aw, geldt het volgende. Philips voert aan dat “Philips” de Arcitec onder haar eigen (merk)naam op de markt heeft gebracht. Blijkens de aanhef van de processtukken van Philips dient onder “Philips” Koninklijke Philips en Philips Consumer Lifestyle gezamenlijk te worden verstaan. Philips heeft niet nader aangeduid op welke van beide vennootschappen zij met genoemde stelling doelt. Dit klemt te meer nu zij wel heeft gesteld dat de houdster van de Philips-merken waaronder de scheerapparaten worden verkocht, Koninklijke Philips is en dat de ST3D door Philips Consumer Lifestyle op de markt is gebracht. Ten aanzien van de Arcitec is echter niet nader aangegeven door welke van de twee vennootschappen deze als van haar afkomstig openbaar is gemaakt. Nu zij ook overigens niets heeft gesteld ten aanzien van de wijze waarop de Arcitec feitelijk openbaar is gemaakt, heeft Philips onvoldoende concreet gesteld welke rechtspersoon de Arcitec als van haar afkomstig openbaar heeft gemaakt in de zin van artikel 8 Aw. Het beroep op artikel 8 Aw kan dan ook reeds om die reden niet slagen.
4.21.
Philips heeft zich voorts beroepen op verkrijging van de auteursrechten op de Arcitec op grond van artikel 7 Aw. Philips heeft in dat verband gesteld dat de Arcitec is ontworpen door [de ontwerper] . Lidl heeft die stelling, in het licht van de (nadere) onderbouwing door Philips onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. Philips heeft voorts gesteld dat [de ontwerper] tijdens het ontwerpen van de Arcitec in dienst was van Philips. Zij heeft in dit verband verwezen naar de in 2.4 en 2.5 beschreven brief en de “Deed of Assignment” tussen Philips International en [de ontwerper] enerzijds en Koninklijke Philips anderzijds. De rechtbank leidt hieruit af dat Philips de stelling betrekt dat [de ontwerper] ten tijde van het ontwerpen van de Arcitec als ontwerper in dienst was van Philips International. In dat geval geldt dat de auteursrechten op door [de ontwerper] ontworpen werken op grond van artikel 7 Aw aan Philips International toekomen. Dat leidt tot de vraag of de auteursrechten rechtsgeldig zijn overgedragen door Philips International aan Koninklijke Philips.
4.22.
Lidl heeft ten aanzien van de “Deed of Assignment” tussen Philips International en [de ontwerper] enerzijds en Koninklijke Philips anderzijds erop gewezen dat deze niet door Philips International is ondertekend, zodat geen sprake is van een geldige overdracht van auteursrechten. Philips heeft daarop niet gereageerd. De rechtbank stelt vast dat de door Philips overgelegde “Deed of Assignment” is ondertekend door een vertegenwoordiger van Koninklijke Philips op 7 augustus 2007 en door [de ontwerper] op 7 juli 2016. Een handtekening van een vertegenwoordiger van Philips International ontbreekt echter. Op grond van artikel2 lid 3 Aw geschiedt overdracht van auteursrecht door levering middels een daartoe bestemde akte. Nu voor een geldige (onderhandse) akte in elk geval vereist is dat deze is ondertekend door de vervreemder, in dit geval Philips International, is de “Deed of Assignment” niet als een geldige levering van de auteursrechten op de Arcitec aan te merken. Voor zover Philips stelt dat [de ontwerper] , bij wiens naam wel een handtekening is geplaatst, de auteursrechten op de Arcitec heeft overgedragen aan Koninklijke Philips, stuit dit af op artikel 7 Aw. Zoals hiervoor is overwogen, is op grond van dat artikel immers niet [de ontwerper] zelf, maar zijn werkgever Philips International aan te merken als auteursrechthebbende. Dat Philips International en [de ontwerper] anders zouden zijn overeengekomen, is gesteld noch gebleken.
4.23.
Uit het voorgaande volgt dat eventuele auteursrechten op de ST3D toekomen aan Koninklijke Philips en dat eventuele auteursrechten op de Arcitec toekomen aan Philips International, welke laatste echter geen partij is bij deze procedure. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of sprake is van auteursrechtinbreuk op de Arcitec. De rechtbank beperkt zich om die reden hierna tot beoordeling van de vorderingen met betrekking tot de ST3D. Dat beide rechtspersonen onderdeel uitmaken van het Philips-concern, zoals Philips lijkt te betogen, vormt geen grond voor een ander oordeel. De afzonderlijke rechtspersoonlijkheid van de vennootschappen staat daar aan in de weg.
Werk
4.24.
Philips stelt dat de ST3D een auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van artikel 1 jo. 10 Aw. Zij stelt dat voor de vormgeving van scheerapparaten een ruime ontwerpvrijheid bestaat, die bij de ST3D volledig is benut. Zij wijst onder andere op de vormgeving van het handvat, de elegante smalle verbinding met, en futuristisch aandoende vormgeving van, de scheerkophouder, de kleurstelling en de belijning, die volgens haar onderscheidende, in het oog springende vormgevingskenmerken zijn, die berusten op creatieve keuzes.
4.25.
Lidl betwist dat aan de ST3D auteursrechtelijke bescherming toekomt. Zij stelt dat de ST3D geen eigen intellectuele schepping vormt en betrekt bij dit standpunt onder meer de vormgeving van scheerapparaten die eerder dan de ST3D zijn ontworpen, het zogenoemde vormgevingserfgoed, alsmede de technische functie die elementen van het ontwerp van de ST3D hebben.
4.26.
Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is vereist dat het desbetreffende werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt9.. Het werk moet oorspronkelijk zijn, in die zin dat het een eigen intellectuele schepping van de maker is die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk10.. Deze maatstaf geldt ook voor gebruiksvoorwerpen.11.Dit werkbegrip vindt haar begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten.12.Daarbij verdient opmerking dat deze uitsluiting van auteursrechtelijke bescherming zich niet uitstrekt tot alle elementen die een technische functie bezitten: daarmee zou de industriële vormgeving ten onrechte buiten het bereik van het auteursrecht geplaatst worden.13.Het feit dat het werk voldoet aan technische en functionele eisen laat onverlet dat de ontwerpmarges of keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker die een werk in auteursrechtelijke zin kunnen opleveren14.. Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt. Bij de vergelijking van de totaalindrukken dienen dus ook onbeschermde elementen in aanmerking te worden genomen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de "werktoets" beantwoordt. Voorts geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode.15.
Vormgevingserfgoed
4.27.
Philips heeft, onder verwijzing naar de door haar als productie 15 overgelegde verklaring van prof. B. Ninaber van Eyben , ten aanzien van het voor de ST3D relevante vormgevingserfgoed aangevoerd dat dit veelal logger aandoende scheerapparaten betreft. De rechtbank is van oordeel dat Lidl daar onvoldoende tegenover heeft gesteld. Wel heeft Lidl, door Philips onbestreden, aangevoerd dat van het vormgevingserfgoed deel uitmaken de hiervoor genoemde Arcitec, een Philips scheerapparaat met de naam Sensotouch 2D (zie hiervoor onder 2.1), alsmede twee door Philips geregistreerde modellen voor scheerapparaten afgebeeld in 2.6 en 2.7. Ten aanzien van de overige scheerapparaten waarop Lidl zich ten aanzien van het vormgevingserfgoed beroept, geldt dat Lidl daarvan - in het licht van de betwisting door Philips - onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze dateren van voor de ST3D. Dit geldt ook voor de Remington XR1330. De rechtbank zal ten aanzien van het voor de ST3D relevante vormgevingserfgoed dan ook uitgaan van de door Philips genoemde logger aandoende scheerapparaten, de Arcitec, de Sensotouch 2D en de modellen met nummers 000542188-0002 en 001644220-0002.
4.28.
Zoals hiervoor sub 4.23 is overwogen, geldt ten aanzien van de Arcitec, waarop Lidl zich in verband met het voor de ST3D relevante vormgevingserfgoed met name beroept, dat eventuele auteursrechten hierop toekomen aan Philips International, een andere rechtspersoon dan de houder van eventuele auteursrechten op de ST3D (Koninklijke Philips). Philips kan zich reeds om die reden in het onderhavige geval niet beroepen op een geheel aan auteursrechten op de Arcitec en de ST3D. Dat Philips International en Koninklijke Philips tot dezelfde groep ondernemingen behoren en vennootschapsrechtelijk verbonden zijn, maakt dit niet anders.
ST3D en Arcitec
4.29.
De rechtbank zal met toepassing van de hiervoor weergegeven beoordelingsmaatstaf en met inachtneming van het relevante vormgevingserfgoed, beoordelen of de ST3D is aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk. De rechtbank zal de ST3D in dat verband vergelijken met de Arcitec, zijnde het scheerapparaat uit het vormgevingserfgoed waarmee de ST3D op het eerste gezicht de meeste overeenkomsten vertoont. Hieronder worden afbeeldingen van het voor- en zijaanzicht van de Arcitec (telkens links) en de ST3D (telkens rechts) naast elkaar weergegeven.
4.30.
Als overeenkomsten tussen deze apparaten zijn te benoemen:
- -
de contouren van het handvat vanaf de voor- en zijkant bezien, naar beneden taps toelopend;
- -
de herhaalde v-vorm aan de voorzijde van het handvat, waarbij de onderste v-vorm vrij ver naar onderen doorloopt;
- -
aan de zijkant bezien een rechte, vanaf de onderkant verticaal opgaande lijn in het midden van het handvat, die pas kort onder de scheerkophouder schuin naar boven weg- en doorloopt;
- -
meer volume aan de achterzijde dan aan de voorzijde van het handvat, hetgeen wordt geaccentueerd door de afwisseling in (de kleur en structuur van) het materiaal van het handvat;
- -
het smalle verbindingsstuk tussen het handvat en de scheerkophouder;
- -
drie afzonderlijk roterende en beweegbare scheerkoppen, waarbij deze drie scheerkoppen tezamen een klaverbladvormige scheerkophouder vormen.
De twee laatstgenoemde elementen, die de flexibiliteit van de scheerkoppen bevorderen, hebben in hoge mate een technische functie, zodat deze bij de beoordeling een beperkte rol spelen.
4.31.
De vormgeving van de ST3D wijkt ten opzichte van de Arcitec af in de volgende elementen:
- -
het iets langere handvat;
- -
de onderste v die dieper naar onderen doorloopt;
- -
de bovenste v-vorm die dieper naar onderen doorloopt, waarbij de aan/uitknop in deze v is verwerkt;
- -
de inkeping in het handvat aan de achterzijde;
- -
het gladde, glanzende materiaal aan de zijkanten van het handvat in plaats van een gevlochten structuur;
- -
de ribbels aan de zij- en achterkant van het handvat, in plaats van glad materiaal;
- -
de metaalkleurige elementen die hoogglanzend zijn in plaats van mat;
- -
de scheerkophouder die een meer naar voren gerichte stand heeft, welk onderdeel deels technisch bepaald is;
- -
de scheerkophouder die uit drie in plaats van twee lagen afwisselend zwart en metaalkleurig materiaal bestaat.
4.32.
Hoewel de ST3D overeenkomsten vertoont met de Arcitec, vormen de hiervoor genoemde verschillen, in het bijzonder de keuzes voor diepere v-vormen, de verwerking van de aan/uit knop in één van die v-vormen, de op verschillende onderdelen afwijkende kleur- en materiaalkeuze en de inkeping aan de achterzijde voldoende vrije en creatieve ontwerpkeuzes, zodat sprake is van een eigen individuele schepping. Hierbij geldt dat de inkeping aan de achterzijde weliswaar een technische functie heeft - deze is kennelijk bedoeld om een vinger in te leggen bij het vasthouden - maar het aanbrengen van die inkeping, de gekozen plaats, afmetingen en materiaal betreffen wel degelijk vrije keuzes, die kunnen meewegen in de beoordeling. De ST3D is derhalve aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk. Dat geldt ook indien de ST3D wordt vergeleken met de Sensotouch 2D en de modellen 000542188-0002 en 001644220-0002, nu de ST3D daarmee minder overeenkomsten vertoont dan met de Arcitec.
ST3D en Silvercrest
4.33.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de Silvercrest inbreuk maakt op de auteursrechten op de ST3D. Ook bij deze beoordeling is het vormgevingserfgoed, in dit geval met name de Arcitec, van belang. Hieronder worden afbeeldingen van de Arcitec (telkens links), de ST3D (telkens midden) en de Silvercrest (in zwart/zilveren uitvoering, telkens rechts) naast elkaar weergegeven. De rechtbank gaat daarbij eerst uit van de zwart/zilveren uitvoering van de Silvercrest, die door de kleurstelling meer overeenkomsten vertoont met de ST3D dan de zwart/groene uitvoering van de Silvercrest.
4.34.
De Silvercrest vertoont met name overeenkomsten met de ST3D waar het betreft:
- de contouren van het handvat, die vanaf de voorzijde bezien nagenoeg identiek zijn;
- optisch lijkt de achterzijde van het handvat volumineuzer, door gebruik van ander (mat) materiaal aan de zij- en achterkant;
- het glanzende materiaal aan de voorzijde en mat materiaal met ribbels aan de achterzijde;
- het gebruik van herhaalde v-vormen aan de voorzijde, met in de bovenste v-vorm de aan/uit knop verwerkt, in afwisselend zwart- en metaalkleurig materiaal en
- de aanwezigheid van een inkeping aan de achterzijde en
- de drie lagen van de scheerkophouder met afwisselend zwart- en metaalkleurig materiaal.
Verschillen zijn aan te wijzen in:
- de veel minder diepe v-vormen met bredere belijning;
- de ronde, bolle contouren vanaf de zijkant bezien;
- het ontbreken van de vanaf de onderkant verticaal opgaande en pas kort onder de scheerkop schuin weglopende lijn aan de zijkant;
- de ondiepere, ronde vorm en lagere locatie van de inkeping aan de achterzijde;
- de grovere ribbels aan de achterzijde en
- het matte in plaats van hoogglanzende effect van de metaalkleurige elementen.
4.35.
De overkomsten en verschillen tussen de Silvercrest en de ST3D in samenhang beschouwd en bezien tegen de achtergrond van de creatieve keuzes die de ST3D tot een eigen intellectuele schepping maken die auteursrechtelijk beschermd is (zoals hiervoor in 4.31 en 4.32 overwogen), brengen de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van inbreuk op de auteursrechten op de ST3D door de Silvercrest. Veel van de overeenkomende elementen in de Silvercrest en de ST3D, zoals de contouren van het handvat aan de voorzijde, het gebruik van v-vormen en het gebruik van afwisselend zwart en metaalkeurig materiaal, zijn ook terug te vinden in de Arcitec, zodat wat die elementen betreft geen sprake is van auteursrechtelijk beschermde eigen creatieve keuzes in de ST3D. De overige overeenkomende elementen, zoals de inkeping en ribbels aan de achterzijde, de drie lagen van de scheerkoppen en de (plaats van de) aan/uit knop, zijn in de Silvercrest anders vormgegeven dan in de ST3D en wegen in de totaalindruk niet op tegen de hiervoor weergegeven verschillen.
4.36.
Partijen hebben gedebatteerd over de vraag of de Silvercrest in de vergelijking met de ST3D moet worden bezien met of zonder het bij de Silvercrest aanwezige afneembare rubber bandje rond de hals. Het al dan niet aanwezig zijn van het bandje rond de hals maakt evenwel niet dat de hiervoor weergegeven beoordeling anders uitvalt. Ook wanneer de Silvercrest zonder dit bandje zou worden beoordeeld, geldt dat het dan zichtbare smalle verbindingsstuk tussen het handvat en de scheerkophouder ook in de Arcitec aanwezig is, terwijl dit smalle verbindingsstuk bovendien in hoge mate technisch bepaald is (zie hiervoor onder 4.30). Nu de zwart/zilveren uitvoering van de Silvercrest geen inbreuk maakt op de ST3D, kan beoordeling van de zwart/groene uitvoering achterwege blijven nu deze door de afwijkende kleurstelling nog meer afwijkt.
Slaafse nabootsing
4.37.
Philips heeft voorts gesteld dat de Silvercrest een slaafse nabootsing vormt van de ST3D. Lidl heeft dit betwist en daarbij onder meer aangevoerd dat de ST3D ten tijde van het op de markt brengen van de Silvercrest niet meer door Philips op de Nederlandse markt werd aangeboden en derhalve geen eigen gezicht had op de in aanmerking te nemen markt.
4.38.
Ten aanzien van nabootsing van een stoffelijk product dat niet (langer) wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom, geldt dat nabootsing van dit product in beginsel vrijstaat, zij het dat dit beginsel uitzondering lijdt wanneer door die nabootsing verwarring bij het publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat. Nabootsing op een wijze die nodeloos verwarring veroorzaakt, is een vorm van oneerlijke mededinging, waartegen met een vordering uit onrechtmatige daad kan worden opgekomen.16.Van verwarring ten aanzien van een nagebootst product kan eerst sprake zijn indien dat product een ‘eigen gezicht’ heeft op de relevante markt, dat wil zeggen: zich in uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op die markt (ook wel ‘het Umfeld’ genoemd). De mate waarin dat product zich dient te onderscheiden van die gelijksoortige producten om bij het verschijnen van nabootsingen ervan een gevaar voor verwarring te kunnen doen ontstaan, hangt onder meer af van de aard en de hoeveelheid gelijksoortige producten die zich op dat moment op de desbetreffende markt bevinden. Het verbod op slaafse nabootsing strekt ertoe marktdeelnemers te beschermen tegen oneerlijke concurrentie.17.
4.39.
Uit het voorgaande volgt dat voor een beroep op slaafse nabootsing vereist is dat het product, derhalve de ST3D, een eigen gezicht op de markt heeft op het moment dat het beweerdelijk verwarringwekkend nabootsende product, derhalve de Silvercrest, op de markt wordt aangeboden. Tussen partijen is niet in geschil dat de Silvercrest in juni 2016 in Nederland op de markt is gebracht. Lidl voert aan dat de ST3D op dat moment niet meer door Philips in Nederland op de markt werd gebracht. Philips heeft dat ook niet gesteld, maar betoogt dat de ST3D in juni 2016 nog wel een eigen plaats op de markt had. Zij heeft in dat verband verwezen naar haar grote marketinginspanningen, verkoopaantallen, klantbeoordelingen (reviews) en in 2011 ontvangen designprijzen betreffende de ST3D. Voorts heeft zij gesteld dat de ST3D ook na juni 2016 nog op websites zoals eBay en Amazon werd aangeboden en dat er nog scheerkoppen en nieuwe onderdelen voor de ST3D worden verkocht.
4.40.
Indien een product niet meer door de producent wordt aangeboden, kan niet worden gezegd dat dat product een zodanig eigen gezicht op de markt heeft, dat nabootsing daarvan een onrechtmatige daad in de vorm van oneerlijke mededinging oplevert18.. De relevante markt omvat naar het oordeel van de rechtbank slechts producten die ten tijde van de gestelde slaafse nabootsing daadwerkelijk op de markt waren en daardoor een concurrentiepositie hadden die voor bescherming tegen slaafse nabootsing in aanmerking kon komen. Dat op het internet nog reclame-uitingen en klantbeoordelingen zijn te vinden betreffende de ST3D, maakt niet dat de ST3D in juni 2016 nog een eigen gezicht op de markt had in de hiervoor bedoelde zin. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat het product mogelijk nog wel via een wederverkoper op websites als eBay of Amazon kon worden gekocht, dan wel dat nog reserveonderdelen werden aangeboden. De door Philips ingestelde vorderingen zien immers op bescherming van haar eigen handelspositie met betrekking tot de ST3D, en dus niet op vervangingsonderdelen van de ST3D, en niet op de handelspositie van eventuele derden via wie haar producten mogelijk nog wel worden aangeboden. Het beroep van Philips op slaafse nabootsing kan, vanwege het ontbreken van een eigen gezicht op de markt ten tijde van het op die markt verschijnen van de Silvercrest, dan ook niet slagen.
Vorderingen
4.41.
Nu uit het voorgaande volgt dat zowel het beroep van Philips op auteursrechtinbreuk als het beroep op slaafse nabootsing niet kan slagen, worden haar daarop gebaseerde vorderingen afgewezen.
Kosten
4.42.
Philips zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Lidl heeft op grond van artikel 1019h Rv volledige vergoeding gevorderd van de proceskosten die zij heeft gemaakt ten aanzien van de op auteursrecht gebaseerde vorderingen. Zij stelt dat 90% van de in totaal gemaakte proceskosten van € 73.852,-, derhalve € 66.466,-, dient te worden toegerekend aan de auteursrechtelijke vorderingen. Voorts stelt zij dat daarvan op grond van het maximale tarief voor een complexe IE-zaak€ 40.000,- toewijsbaar is. Uit de stellingen van Philips ten aanzien van de proceskosten begrijpt de rechtbank dat zij meent dat 60% van de gemaakte kosten dient te worden toegerekend aan de auteursrechtelijke vorderingen en dat zij evenals Lidl meent dat de zaak dient te worden aangemerkt als een complexe zaak. Philips heeft de omvang van de door Lidl gevorderde proceskosten niet betwist.
4.43.
De rechtbank acht, gezien het deel van de processtukken dat op die vorderingen ziet, toerekening van 60% van de totale proceskosten van Lidl aan de auteursrechtelijke vorderingen redelijk. Dit zou neerkomen op een bedrag van € 44.311,20. De rechtbank acht in deze zaak het in de Indicatietarieven voor IE-zaken19.voor complexe bodemzaken opgenomen tarief van € 40.000,-- als redelijke en evenredige kosten voor het auteursrechtelijke gedeelte van de zaak toewijsbaar. Ten aanzien van het gedeelte dat ziet op slaafse nabootsing is artikel 1019h Rv niet van toepassing en zal 40% van het toepasselijke liquidatietarief20., derhalve 40% van (4,5 punten x tarief II à € 543) € 2.443,50, derhalve€ 977,40 worden toegewezen. De toe te wijzen proceskosten bedragen daarmee, inclusief het door Lidl betaalde griffierecht van € 619,-, € 41.596,40. De gevorderde hoofdelijke veroordeling in de proceskosten zal worden toegewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen tegen Lidl Stiftung en Kompernaß kennis te nemen,
5.2.
wijst de vorderingen tegen Lidl Nederland af,
5.3.
veroordeelt Koninklijke Philips en Philips Consumer Lifestyle ieder hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Lidl tot op heden begroot op € 41.596,40,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus, mr. M.J.J. Visser en mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2018.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑10‑2018
Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, inwerkingtreding: 9-1-2013, PB EU 2012, L 351/1 (de herschikte EEX-Vo)
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Zie HvJ EU 16 juni 2016, zaak C-12/15 (Universal Video) en HvJ EU 28 januari 2015, zaak C‑375/13 (Kolassa), ten aanzien van verordening (EU) 44/2001
Zie onder meer HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10 (Painer) ten aanzien van artikel 6 lid 1 van Verordening (EU) 44/2001
Zie in dezelfde zin: Gerechtshof ’s-Gravenhage 30 maart 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL9212, Rb Midden-Nederland 27 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5978, Rb Den Haag 18 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:2989, Rb Den Haag 6 december 2017, ECLI:RBDHA:2017:16306
Burgerlijk Wetboek
Wet van 23 september 1912, houdende nieuwe regeling van het auteursrecht (Auteurswet)
HR 30 mei 2008, LJN BC2153 (Endstra)
HvJ EU 16 juli 2009, nr. C-5/08, LJN BJ3749 (Infopaq I) en HvJ EU 1 december 2011, ECLI:EU:C:2011:798, C-145/10 (Painer)
HR 15 januari 1988, LJN AG5738 (Screenoprints)
HvJ EU 22 december 2010, nr. C-393/09, LJN BP0405 (BSA) en HR 16 juni 2006, LJN AU8940 (Kecofa/Lancôme))
HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke)
HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke) en HR 8 september 2006, LJN AX3171, NJ 2006/493 (Slotermeervilla's)
HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke) en (HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 996/546 (Decaux/Mediamax)).
HR 18 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938 (Allround/Simstars) en HR 20 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6999, NJ 2011/302 (Lego).
HR 18 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938 (Allround/Simstars)
Zie ook: Rb Den Haag 8 oktober 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:12947 en Hof Arnhem 20 oktober 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BL3568
Versie 1 april 2017
Met ingang van 1 mei 2018 van toepassing