Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (B)
2.3 Oud-Nederlanders (artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, d en e, RWN)
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2024
- Bronpublicatie:
18-09-2024, Stcrt. 2024, 30836 (uitgifte: 30-09-2024, regelingnummer: WBV 2024/20)
- Inwerkingtreding
01-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-09-2024, Stcrt. 2024, 30836 (uitgifte: 30-09-2024, regelingnummer: WBV 2024/20)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
2.3.1. Algemene verblijfsvoorwaarden
Op grond van artikel 3.51, vierde lid, Vb jo artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder a, VV verleent de IND een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als:
- •
de vreemdeling voldoet aan de algemene toelatingsvoorwaarden van artikel 16, eerste lid, Vw, met uitzondering van c en k;
- •
de vreemdeling meerderjarig is;
- •
de vreemdeling op het moment waarop het Nederlanderschap werd verleend ten minste drie aaneengesloten jaren op grond van artikel 8, aanhef en onder a, b, e, of l, Vw in Nederland verbleef;
- •
de vreemdeling het hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft verplaatst; en
- •
de aanvraag is ontvangen binnen twee jaar na verlies van het Nederlanderschap op grond van:
- –
artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, RWN in het kader van de intrekkingsprocedure van het Nederlanderschap. De IND stelt als voorwaarde voor het verlenen van een verblijfvergunning dat een vreemdeling gedurende de periode waarin op hem de verplichting rustte om afstand te doen van zijn oorspronkelijke (niet-Nederlandse) nationaliteit, door het afleggen van een verklaring afstand heeft gedaan van zijn Nederlandse nationaliteit. Deze afstandsverplichting volgt uit artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d of e, RWN; of
- –
artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d of e, RWN.