Richtlijn 2011/96/EU gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2012
- Bronpublicatie:
30-11-2011, PbEU 2011, L 345 (uitgifte: 29-12-2011, regelingnummer: 2011/96/EU)
- Inwerkingtreding
18-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2011, PbEU 2011, L 345 (uitgifte: 29-12-2011, regelingnummer: 2011/96/EU)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Vennootschapsbelasting (V)
Europees belastingrecht (V)
1.
Voor de toepassing van deze richtlijn:
- a)
wordt de hoedanigheid van moedermaatschappij toegekend:
- i)
aan ten minste iedere vennootschap van een lidstaat die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 en die een deelneming van ten minste 10 % bezit in het kapitaal van een vennootschap van een andere lidstaat die aan dezelfde voorwaarden voldoet;
- ii)
onder dezelfde voorwaarden aan een vennootschap van een lidstaat die een deelneming van ten minste 10 % bezit in het kapitaal van een vennootschap van diezelfde lidstaat welke geheel of gedeeltelijk wordt gehouden door een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van eerstgenoemde vennootschap;
- b)
wordt onder ‘dochteronderneming’ verstaan de vennootschap in het kapitaal waarvan de onder a) bedoelde deelneming wordt gehouden.
2.
In afwijking van lid 1 staat het de lidstaten vrij om:
- a)
bij wege van bilaterale overeenkomst het criterium ‘deelneming in het kapitaal’ te vervangen door het criterium ‘bezit van stemrechten’;
- b)
deze richtlijn niet toe te passen op de vennootschappen van die lidstaat die niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaren een deelneming behouden welke recht geeft op de hoedanigheid van moedermaatschappij of op de vennootschappen waarin een vennootschap van een andere lidstaat niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaren een dergelijke deelneming behoudt.