Einde inhoudsopgave
Mijnbouwwet
Artikel 68 [Opmaken winst- en verliesrekening]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
De winst- en verliesrekening, bedoeld in artikel 66, eerste lid, wordt opgemaakt met overeenkomstige toepassing van de artikelen 3.8, 3.14, eerste lid, onderdelen b tot en met i, en derde tot en met vijfde lid, 3.25 tot en met 3.39, 3.52, 3.53, 3.54, 3.54aa, 3.56 en 3.57 van de Wet inkomstenbelasting 2001, alsmede de artikelen 7, vierde en vijfde lid, 8, vierde lid, 8b tot en met 8bd, 9 tot en met 10b, 14 tot en met 14b, 15d en 35 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, behoudens voorzover bij of krachtens deze wet anders is bepaald, dan wel uit het verschil in wezen tussen de houder dan wel de medehouder enerzijds en een natuurlijk persoon in de zin van de inkomstenbelasting respectievelijk een belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting anderzijds, het tegendeel voortvloeit.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt in de genoemde artikelen van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor ‘onderneming’ gelezen: winningsbedrijf.
3.
Bij het opmaken van de winst- en verliesrekening, bedoeld in artikel 66, eerste lid, wordt een verhoging van 10% toegepast op de kosten met uitzondering van:
- a.
door de houder van de winningsvergunning aan de staat verschuldigde belastingen en andere Nederlandse publiekrechtelijke lasten met uitzondering van een heffing als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Tijdelijke wet Groningen;
- b.
afschrijving op de koopsom ter zake van de overname van een winningsvergunning, voorzover deze koopsom de door de overdrager van die vergunning nog niet reeds ten laste van een winst- en verliesrekening gebrachte kosten te boven gaat;
- c.
dotaties aan de voorziening ter zake van de uit een overgenomen winningsvergunning voortvloeiende ontmantelingsverplichting, voorzover reeds door de overdrager van die vergunning dotaties zijn gepleegd.
4.
Voorzover bij of krachtens de Wet inkomstenbelasting 2001 of de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 de bevoegdheid is verleend om bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk bij ministeriële regeling regels te stellen en het voor een goede afstemming van het eerste lid, op die regels nodig is om dit artikel aan te passen, kan bij algemene maatregel van bestuur, onderscheidenlijk bij ministeriële regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, deze aanpassing worden geregeld.