NJB 2011, 682
Huur woonruimte. Een zoon heeft een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder in een door haar gehuurde woning. In april 2005 wordt de moeder opgenomen in een zorgcentrum. In november 2006 overlijdt zij. De zoon verlangt voortzetting van de huur. Hangende het hoger beroep vindt op grond van een kortgedingvonnis gedwongen ontruiming plaats. HR: 1. Belang. De zoon heeft ook na de ontruiming nog belang bij het hoger beroep. 2. Voortzetting huur. Overlijden van de huurder. Indien de ‘samenwoner’ ten tijde van het overlijden van de huurder reeds kortere of langere tijd geen gemeenschappelijke huishouding meer voerde met de huurder omdat laatstgenoemde wegens ziekte of hulpbehoevendheid moest worden opgenomen in een ziekenhuis of zorgcentrum, zal de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval – waaronder de lengte van de periode van samenwonen, de redenen voor de opname van de huurder, en de lengte van die opname – moeten beoordelen of de ‘samenwoner’ gelet op de strekking van art. 7:268 lid 2 BW daardoor beschermd dient te worden, ook al was de huurder voorafgaand aan zijn overlijden reeds geruime tijd opgenomen in een ziekenhuis of zorgcentrum.
HR 18-03-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1079 (Huijnen & Kerste/Volksbelang)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 maart 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
09/04111
- Conclusie
A-G mr. J.L.R.A. Huydecoper
- LJN
BP1079
- Roepnaam
Huijnen & Kerste/Volksbelang
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Huurrecht / Huur van woonruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP1079, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑03‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP1079, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑01‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑09‑2009
- Wetingang
Essentie
Huur woonruimte. Een zoon heeft een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder in een door haar gehuurde woning. In april 2005 wordt de moeder opgenomen in een zorgcentrum. In november 2006 overlijdt zij. De zoon verlangt voortzetting van de huur. Hangende het hoger beroep vindt op grond van een kortgedingvonnis gedwongen ontruiming plaats. HR: 1. Belang. De zoon heeft ook na de ontruiming nog belang bij het hoger beroep. 2. Voortzetting huur. Overlijden van de huurder. Indien de ‘samenwoner’ ten tijde van het overlijden van de huurder reeds kortere of langere tijd geen gemeenschappelijke huishouding meer voerde met de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.