Einde inhoudsopgave
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Artikel 28 [Geheimhoudingsplicht]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
De zinsnede 'bedoeld in artikel 18.21 van de Omgevingswet,' is in werking getreden.
- Bronpublicatie:
06-07-2022, Stb. 2022, 304 (uitgifte: 15-07-2022, kamerstukken: 35764)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bibob
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
1.
Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.
2.
Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies ontvangt, geeft de daarin opgenomen gegevens niet door, behoudens aan:
- a.
de betrokkene, uitsluitend voorzover dit noodzakelijk is ter motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing;
- b.
de derde die in de motivering, bedoeld in de onderdeel a, wordt vermeld, uitsluitend voorzover de in die motivering opgenomen gegevens hem betreffen;
- c.
leden van het overleg, bedoeld in artikel 13 van de Politiewet 2012, voor zover noodzakelijk voor het ondersteunen van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak bij de motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing;
- d.
een andere deelnemer aan een regionaal samenwerkingsverband voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit van bestuursorganen, de politie, het openbaar ministerie, de rijksbelastingdienst, de belastingdienst FIOD-ECD, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de Koninklijke marechaussee, voorzover de gegevens noodzakelijk zijn voor het ondersteunen van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak bij het toepassen van deze wet;
- e.
de adviescommissie, bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;
- f.
degene die door Onze Minister is verzocht om een kwaliteitstoetsing ten aanzien van de adviezen van het Bureau te verrichten, of degene die wetenschappelijk onderzoek of statistische activiteiten verricht, met dien verstande dat de resultaten daarvan geen persoonsgegevens mogen bevatten en voor zover de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor niet onevenredig wordt geschaad;
- g.
de Algemene Rekenkamer;
- h.
de Nationale Ombudsman;
- i.
de Autoriteit persoonsgegevens;
- j.
de rechter;
- k.
de met opsporing belaste ambtenaren indien toepassing wordt gegeven aan de artikelen in het Wetboek van Strafvordering betreffende het vorderen van gegevens;
- l.
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 39 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
- m.
een ander bestuursorgaan of andere rechtspersoon met een overheidstaak, voor zover:
- 1°
uit toepassing van artikel 11a, artikel 26 of het tweede lid, onder d, van dit artikellid blijkt dat het verstrekkende bestuursorgaan of de verstrekkende rechtspersoon met een overheidstaak eerder advies heeft gevraagd over of eigen onderzoek heeft gedaan naar dezelfde persoon naar wie het ontvangende bestuursorgaan of de ontvangende rechtspersoon met een overheidstaak eigen onderzoek verricht;
- 2°
de gegevens door het verstrekkende bestuursorgaan of de verstrekkende rechtspersoon met een overheidstaak niet langer dan vijf jaar geleden zijn verkregen uit eigen onderzoek of een advies van het Bureau;
- 3°
de verstrekking wordt beperkt tot gegevens over dezelfde persoon, bedoeld onder 1°, die het ontvangende bestuursorgaan of de ontvangende rechtspersoon met een overheidstaak zou kunnen verkrijgen door het verrichten van eigen onderzoek of het vragen van advies aan het Bureau, en
- 4°
de gegevens noodzakelijk zijn voor het eigen onderzoek van het ontvangende bestuursorgaan of die ontvangende rechtspersoon met een overheidstaak naar degene die in diens eigen onderzoek is aangemerkt als:
- –
betrokkene;
- –
leidinggevende van betrokkene;
- –
zeggenschaphebbende over betrokkene;
- –
vermogensverschaffer van betrokkene;
- –
degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;
- –
degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.
- n.
de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 18.21 van de Omgevingswet, uitsluitend voor zover de gegevens noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan artikel 3 van deze wet.
3.
Bij de toepassing van artikel 33, eerste en tweede lid, verstrekt het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak de betrokkene of de in artikel 33, eerste lid, bedoelde derde een afschrift van het advies en wijst hem daarbij schriftelijk op zijn geheimhoudingsplicht op grond van het eerste lid. De in artikel 33, eerste lid, bedoelde derde wordt het advies slechts verstrekt voor zover het op hem betrekking heeft.
4.
Indien een beschikking dan wel de intrekking van een subsidie of vergunning, de weigering van een overheidsopdracht of een vastgoedtransactie dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een dergelijke opdracht of transactie, in rechte wordt aangevochten, is betrokkene bevoegd de in het eerste lid bedoelde gegevens bekend te maken aan de rechter.