Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting BES
Artikel 24A
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 05:00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Het bedrag van de over de belastbare som, bedoeld in artikel 24, verschuldigde belasting wordt bepaald aan de hand van de navolgende tabel (tarieftabel):
Bij een belastbare som van meer dan | doch niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van de belastbare som dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | USD 322.769 | – | 30,4% |
USD 322.769 | – | USD 98.121 | 35,4% |
2.
Voor een belastingplichtige die premieplichtig is in de zin van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES, de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES of ingevolge de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur inzake de Zorgverzekering BES gestelde regels, wordt het op basis van het eerste lid berekende bedrag verminderd met het bedrag van de heffingskorting.
3.
De heffingskorting bestaat uit de ouderdomsverzekeringskorting, de weduwen- en wezenverzekeringskorting en de zorgverzekeringskorting.
4.
De ouderdomsverzekeringskorting geldt voor de belastingplichtige die premieplichtig is in de zin van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en bedraagt het door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister, op basis van artikel 27 van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES bij ministeriële regeling vastgestelde percentage vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van die wet premie verschuldigd is.
5.
De weduwen- en wezenverzekeringskorting geldt voor de belastingplichtige die premieplichtig is in de zin van de Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES en bedraagt het door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister, op basis van artikel 30 van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES bij ministeriële regeling vastgestelde percentage vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van die wet premie verschuldigd is.
6.
De zorgverzekeringskorting geldt voor de belastingplichtige die premieplichtig is ingevolge de bij of krachtens de in artikel 18.4.1 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde algemene maatregel van bestuur inzake de Zorgverzekering BES gestelde regels en bedraagt het door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister, op basis van die algemene maatregel van bestuur bij ministeriële regeling vastgestelde percentage vermenigvuldigd met de premiegrondslag waarover de belastingplichtige op grond van die algemene maatregel van bestuur premie verschuldigd is.
7.
Voor de toepassing van het vierde, vijfde en zesde lid wordt als premiegrondslag ten hoogste een bedrag van USD 36.082 in aanmerking genomen.
8.
Indien in het belastbare inkomen persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, zijn begrepen en de belastbare som:
- a.
meer bedraagt dan het in de eerste kolom van de tabel in het eerste lid, vermelde bedrag, of
- b.
niet meer bedraagt dan het in de eerste kolom van de tabel in het eerste lid vermelde bedrag maar meer zou bedragen dan dat bedrag indien daarin de persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, niet zouden zijn begrepen;
wordt in afwijking van het eerste lid de belasting op het belastbare inkomen bepaald met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
9.
In gevallen als bedoeld in het achtste lid, onderdeel a, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 5% van de persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°.
10.
In gevallen als bedoeld in het achtste lid, onderdeel b, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen het met toepassing van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 5% van het bedrag waarmee de belastbare som het in de eerste kolom van de tabel in het eerste lid vermelde bedrag te boven zou gaan indien daarin de persoonlijke lasten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 1°, niet zouden zijn begrepen.